KT1 Module 4 Les 1 Spijsvertering Oefentoets

Anatomie, Fysiologie en Pathologie



BBL
DA1V | DA1VF
Module 4
1 / 59
volgende
Slide 1: Tekstslide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 59 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Anatomie, Fysiologie en Pathologie



BBL
DA1V | DA1VF
Module 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefentoets 
gemaakt door studenten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Latijnse benaming voor galblaasontsteking?
A
Appendicitis
B
Cholecystitis
C
Coeliakie
D
Gastritis

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Latijnse benaming voor maagslijmvlies ontsteking?
A
Appendicitis
B
Ziekte van Crohn
C
Helicobacter pylori
D
Gastritis

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Latijnse benaming voor blindedarm ontsteking?
A
Appendicitis
B
Diverticulitis
C
Dyspepsie
D
Sikkelcelanemie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke risicofactoren ken je voor de aandoening cholelithiasis?
A
Overgewicht, mannelijk geslacht
B
Ondergewicht, mannelijk geslacht
C
Overgewicht, vrouwelijk geslacht
D
Ondergewicht, mannelijk geslacht

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pancreatitis is een
A
Ontsteking van de lever
B
Ontsteking van de alvleesklier
C
Ontsteking van de dunne darm
D
Ontsteking van de maag

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe stel je de diagnose pancreatitis?
A
faeces onderzoek
B
bloedonderzoek
C
urine onderzoek
D
röntgenfoto

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de belangrijkste oorzaak van chronische pancreatitis
A
bacteriële infectie
B
virus infectie
C
chronische hepatitis
D
alcoholmisbruik

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de slokdarm wordt de volgende voedingsstof verteerd
A
Koolhydraten
B
Vetten
C
Eiwitten
D
Geen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als bij een patiënt de maag is verwijderd in verband met een tumor heeft hij een probleem met
A
Vertering van vetten
B
Vernietigen van ziektekiemen in voedsel
C
Slikken
D
Aanmaken van gal

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke route legt het voedsel af tijdens de spijsvertering?
1 = Mondholte
2 = 
3 = 
4 = 
5 = 
6 = 
7 = 
8 = 
9 = Anus
Keelholte
Dikke darm
Slokdarm
twaalfvingerige darm
Endeldarm
Maag
Lever
Dunne darm
Nieren

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is metabolisme?
A
Zuurgraad
B
Enzymen
C
Osmose
D
Stofwisseling

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De alvleesklier produceert verteringsenzymen. In deze rol is de alvleesklier een
A
endocriene klier
B
exocriene klier

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de goede woorden naar het goede deel van het spijsverteringskanaal. 
maag
dikke darm
mond
slokdarm
dunne darm

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de belangrijkste functie van darmvlokken?
A
resorptie van voedingsstoffen
B
afbraak van voedingsstoffen
C
excretie(uitscheiden) van voedingsstoffen
D
stapeling van voedingsstoffen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

voedsel verteren, bacterien doden
water uit voedsel halen
levert gal dat helpt bij vertering van vetten
enzymen helpen spijsvertering en zorgt dat voedingsstoffen in bloedbaan komen
produceert enzymen die grote moleculen helpen afbreken in dunne darm
opslag van gal voor vertering in dunne darm
maag
lever
dunne
darm
galblaas
dikke 
darm
alvleesklier

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van het medicijn Bisocadyl?
A
Prikkelen darmwand.
B
Vertragen werking darmwand.
C
Laten het volume van de ontlasting toenemen.
D
Ontstekingsremmend.

Slide 18 - Quizvraag

Prikkelen darmwand, waardoor er meer vocht in de darm komt en de darmen sneller gaan werken.

Voorgeschreven bij obstipatie

Psylliumzaad (lactulose en zemelen) laten het volume van de ontlasting toenemen en stimuleren op die manier de darm.
In welke volgorde zal een arts bij maagklachten medicatie voorschrijven?
A
1. maagzuurremmers 2. slijmvliesbeschermers 3. maagzuurbinders
B
1. maagzuurbinders 2. slijmvliesbeschermers 3. maagzuurremmers
C
1. slijmvliesbeschermers 2. maagzuurbinders 3. maagzuurremmers
D
1. slijmvliesbeschermers 2. maagzuurremmers 3. maagzuurbinders.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand eet een boterham.
Van welke voedingsstof begint de vertering door verteringsenzymen al tijdens het kauwen?

A
van zetmeel
B
van eiwitten
C
van vetten
D
van glucose

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke medicatie vermindert de zuurgraad van het maagzuur door door hiermee te binden?
A
secretieremmers
B
Helicobacter Pylori
C
antibiotica
D
antacida

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen anti-emetica?
A
zorgen dat de darmperistaltiek weer op gang komt
B
doden bacteriën in de maag
C
onderdrukken de neiging tot braken
D
geen van alle genoemde antwoorden

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Latijnse benaming voor galblaasontsteking?
A
Appendicitis
B
Cholecystitis
C
Coeliakie
D
Gastritis

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Latijnse benaming voor maagslijmvlies ontsteking?
A
Appendicitis
B
Ziekte van Crohn
C
Helicobacter pylori
D
Gastritis

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Latijnse benaming voor blindedarm ontsteking?
A
Appendicitis
B
Diverticulitis
C
Dyspepsie
D
Sikkelcelanemie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het eerste deel van de dunne darm noemen we het
A
Duodenum
B
Ileum
C
Jejunum
D
Caecum

Slide 26 - Quizvraag

12-vingerige darm

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat laat deze afbeelding zien?
A
Een darm met Coeliakie
B
Een darm met de ziekte van Crohn
C
Een darm met Colitis Ulcerosa
D
Een gezonde darm

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze afbeelding past bij...
A
Colitis Ulcerosa
B
De ziekte van Crohn
C
Coeliakie
D
Dit zijn gezonde darmen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij deze ziekte is het vóórkomen van fistels een bekende complicatie
A
Colitis Ulcerosa
B
Ziekte van Crohn
C
Coeliakie
D
Maagkanker

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij kinderen ontstaat er bij deze ziekte vaak een groeiachterstand
A
Colitis Ulcerosa
B
Ziekte van Crohn
C
Coeliakie
D
Maagkanker

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor gaster is:
A
dikke darm
B
maag
C
lever
D
alvleesklier

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de onderdelen van de spijsvertering in de goed volgorde.
mond
slokdarm
maag
dunne darm
dikke darm
anus

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke medicijn kan de arts voorschrijven bij obstipatie?
A
diarreeremmer
B
macrogol
C
laxantia
D
loperamide

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat voor soort medicijn is bisacodyl?
A
contact laxantia
B
osmotische laxantia
C
spasmolytica
D
antidiarrhoica

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling:
De twaalfvingerige darm is het laatste deel van de dunne darm
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een mogelijk gevaarlijke complicatie van diarree?
A
darmontsteking
B
aambeien
C
appendicitis
D
uitdroging

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ziektebeelden horen bij IBD?
A
ziekte van Crohn en colitis ulcerosa
B
levercirrose en leververvetting
C
coeliakie en prikkelbare darm
D
levercirrose en darmkanker

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk geneesmiddel prikkelt de darmwand?
A
osmotische laxantia
B
corticosteroïden
C
loperamide
D
contactlaxantia

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een holle ruimte waarin ontstekingsvocht achterblijft?
A
fibroom
B
abces
C
pleuraholte
D
sarcoom

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent hepar?
A
lever
B
nier
C
dikke darm
D
dunne darm

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent dyspepsie?
A
verminderde eetlust door darmziekte
B
verstoorde peristaltiek in de darmen
C
verminderde aanmaak van gal
D
verstoorde peristaltiek in de maag

Slide 42 - Quizvraag

Of a-specifieke maagklachten
Sleep naar de juiste plaats
Slokdarm
Dikke darm
Maag
Dunne darm
Anus

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat de 5F's voor risicofactoren voor galstenen
A
female, fast, fourty, fair, fertile
B
female, fat, fourty, fair, fertile
C
fight, fat, fourty, fair, fertile
D
fertile, fat, fair, fertile, food

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is levercirrose?
A
Er stroomt niet genoeg bloed naar de lever
B
ander woord voor levertransplantatie
C
ontsteking van de lever
D
verbindweefseling van de lever

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanvalsgewijs met bewegingsdrang
De patiënt blijft doodstil liggen
komt langzaam opzetten 
Koliekpijn
perforatiepijn
ontstekingspijn

Slide 46 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spijsvertering is:
A
Elke maaltijd eten volgens de schijf van vijf
B
het proces waarbij voedsel door het lichaam wordt verwerkt.
C
Eten om de nodige voedingsstoffen binnen te krijgen

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het eerste deel van de dunne darm noemen we het
A
Duodenum
B
Ileum
C
Jejunum
D
Caecum

Slide 48 - Quizvraag

12-vingerige darm
Welke aandoening is geen maagaandoening?
A
Gastritis
B
Ulcus pepticum
C
Colitis Ulserosa
D
Dyspepsi

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem medicijnen die gegeven worden bij verstopping.

Slide 50 - Open vraag

Laxantia 

 bisacodyl
 lactulose
 psylliumzaad
 macrogol

Waar zorgt de darm Peristaltiek voor?

Slide 51 - Open vraag

Peristaltiek zorgt voor beweging richting endeldarm (rectum), dit gebeurd onwillekeurig 
Bij welke ziektebeelden heb je een grotere kans om dikke darmkanker te krijgen?

Teks
Ziekte van Crohn
Colitis ulserosa
Prikkelbare darm syndroom (PDS)
IBD

Slide 52 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kunnen er stollingsproblemen ontstaan bij leveraandoeningen?
A
Omdat er een tekort aan stollingsfactoren kan ontstaan
B
Omdat een beschadigde lever rode bloedcellen afbreekt

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De lever .......
A
kan giftige stoffen onschadelijk maken
B
vormt gal
C
is een opslagplaats van energie
D
A, B en C

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Drie bloedvaten zijn de leverader, de lever slagader en de poortader.
In welk bloedvat stroomt zuurstofrijk bloed?
A
Alleen de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en in de poortader

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heeft de dunne darm wel, maar de dikke darm niet?
A
Slijmvlies
B
Plooien
C
Darmvlokken
D
Klieren

Slide 56 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De twaalfvingerige darm is het eerste stukje van de dunne darm?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 57 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De productie van alvleeskliersap is een ............... functie van de alvleesklier.
A
Endocriene
B
Exocriene
C
Beide
D
Geen

Slide 58 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de alvleesklier?
A
Maakt verteringsenzymen en gal
B
Maakt verteringsenzymen en hormonen
C
Maakt maagzuur en hormonen
D
Maakt maagzuur en verteringsenzymen

Slide 59 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies