H3-4-5 Leesvaardigheid 1th

Hoofd- en bijzaken

Leestijd!
timer
15:00
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofd- en bijzaken

Leestijd!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Proefwerkweek
* Toets Leesvaardigheid H1-6

Slide 2 - Tekstslide

Inleiding middenstuk slot
Even opfrissen!

Slide 3 - Tekstslide

Doel

Je weet hoe een tekst is opgebouwd
Je weet wat een inleiding is en wat hierin kan staan
Je weet wat een middenstuk is en wat hierin kan staan
Je weet wat een slot is en wat hierin kan staan

Slide 4 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat het onderwerp van een tekst is.

Slide 5 - Open vraag

Wat zijn alinea's?

Slide 6 - Open vraag

Wat is een tussenkopje?

Slide 7 - Open vraag

Wat staat waar?
Kies uit: inleiding, middenstuk of slot

Slide 8 - Tekstslide

introductie van het onderwerp
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 9 - Quizvraag

conclusie
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 10 - Quizvraag

ZOEKEND  LEZEN

Slide 11 - Tekstslide

DOEL


- Je weet wat zoekend lezen is en dat je dit kunt inzetten om informatie in een (korte) tekst te vinden;

- Je kunt zoekend lezen om informatie in een (korte) tekst te vinden.


(ZOEKEND LEZEN)

Slide 12 - Tekstslide

ZOEKEND LEZEN

Soms wil je snel iets opzoeken in een tekst,

bijvoorbeeld hoe laat een film begint.

Dan hoef je niet alles te lezen.

Je leest alleen het stukje dat jij nodig hebt. Om dat stukje te vinden, kun je

zoekend lezen.

Slide 13 - Tekstslide

ZOEKEND LEZEN

Als je zoekend leest, dan kijk je eerst naar de tussenkopjes.


Een tussenkopje staat staat boven een stukje tekst. In het tussenkopje staat in een paar woorden waar dat deel van de tekst over gaat. Zoek het kopje dat jij nodig hebt en lees alleen het stukje dat daar staat.

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de strategie van het zoekend lezen?
A
als je een leertekst leest om een samenvatting te maken
B
als je leest over het optreden waar jij met je zus bent geweest
C
als je de vertrektijd checkt voordat je met de trein naar Rotterdam gaat
D
als je met je badtas voor de ingang van het zwembad staat en leest dat het zwembad gesloten is.

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer gebruik je de strategie van het zoekend lezen?
A
als je leest hoe je de muziek op je nieuwe telefoon moet overzetten
B
als je in de krant leest over het grootste cruiseschip ter wereld
C
als je een vlek op je shirt hebt en leest op de verpakking van je wasmiddel hoe je die eruit krijgt
D
als je op de site van de dierentuin kijkt tot hoe laat die open is en of er nog jonge dieren zijn geboren.

Slide 16 - Quizvraag

Bekijk de tekst.

Je hoeft de tekst niet helemaal te lezen.

Slide 17 - Tekstslide

Je bent benieuwd waar de tentoonstelling over gaat. Welk stuk van de tekst lees je?

Kies het goede tussenkopje.
A
Computerspelletjes
B
Rondleidingen
C
Workshops voor scholen
D
Openingstijden en tarieven

Slide 18 - Quizvraag

Je wilt weten wat de entreeprijs is.

Bij welk tussenkopje kijk je?


A
Computerspelletjes
B
Rondleidingen
C
Workshops voor scholen
D
Openingstijden en tarieven

Slide 19 - Quizvraag

Je ziet de tekst in een tijdschrift. Je wilt onthouden hoe laat het museum op zaterdag geopend is.

Van welk stukje maak je een foto?
A
Computerspelletjes
B
Rondleidingen
C
Workshops voor scholen
D
Openingstijden en tarieven

Slide 20 - Quizvraag

Bij welk tussenkopje moet je kijken als jouw klas een korte workshop wil volgen?
A
Computerspelletjes
B
Rondleidingen
C
Workshops voor scholen
D
Openingstijden en tarieven

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer kun jij met je klas meedoen aan een workshop?

Slide 22 - Open vraag

Lees de tekst en bekijk de afbeeldingen bij de tekst.

Slide 23 - Tekstslide

Je hebt iets aan deze tekst als je wilt weten:
A
wat de reactie is van iemand die niet blij is met het cadeau
B
wat een psycholoog is
C
hoe je kunt zien dat iemand blij is met het cadeau
D
wat voor cadeaus je beter niet kunt geven

Slide 24 - Quizvraag

Wat heb je aan deze tekst als je niet een cadeautje geeft, maar krijgt?

Slide 25 - Open vraag

LEREN


- Je weet wat zoekend lezen is en dat je dit kunt inzetten om informatie in een (korte) tekst te vinden;

- Je kunt zoekend lezen om informatie in een (korte) tekst te vinden.


(ZOEKEND LEZEN)

Slide 26 - Tekstslide

Welkom

Leesvaardigheid


Tekstdoelen
Nederlands

Slide 27 - Tekstslide

Wat is een tekstdoel? Probeer dat in je eigen woorden uit te leggen.

Slide 28 - Open vraag


Tekstdoelen (1)


  • Een schrijver heeft met een tekst altijd een bedoeling.
  • Bijvoorbeeld uitleggen hoe je voor een konijn  moet zorgen.
  • Er zijn een aantal tekstdoelen.

Slide 29 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken

Leestijd!
timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide


Tekstdoelen (2)


  • In een tekst kunnen verschillende doelen zitten, maar meestal heeft een schrijver maar 1 doel met zijn tekst.
  • Als je het doel van een tekst moet noemen, bedenk dan: wat wil de schrijver met deze tekst?
  • Omdat de doelen van een schrijver met een tekst kunnen verschillen, zijn er ook verschillende soorten teksten. Bij een bepaalde tekstdoel hoort een bepaalde tekstsoort.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Lees de tekst.

Slide 35 - Tekstslide

Wat is het
doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 36 - Quizvraag

Lees de tekst.

Slide 37 - Tekstslide

Wat is het doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Video

Tekst en afbeeldingen

Slide 40 - Tekstslide

Tekst en afbeeldingen
Vaak staan er afbeeldingen (illustraties) bij een tekst, 
zoals foto’s, tekeningen, schema’s, (land)kaartjes en tabellen. 

Die plaatjes staan er met een bepaald doel.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Noteer twee doelen die een schrijven kan hebben om een afbeelding bij een tekst te plaatsen.

Slide 43 - Open vraag

Wanneer kan je een tekst ook zonder afbeelding begrijpen?
A
wanneer het plaatje de tekst alleen aantrekkelijk maakt
B
wanneer het plaatje extra informatie geeft

Slide 44 - Quizvraag