Poëzie

Poëzie
- Je leert het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
- Je leert wat een personificatie is en je kunt deze herkennen in een gedicht.
- Je leert wat beeldspraak is en je kunt beeldspraak herkennen in een gedicht. 
- Je leert verschillende rijmschema's herkennen.
- Je leert wat assonantie en alliteratie is en je kunt assonantie en alliteratie herkennen in een gedicht.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Poëzie
- Je leert het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
- Je leert wat een personificatie is en je kunt deze herkennen in een gedicht.
- Je leert wat beeldspraak is en je kunt beeldspraak herkennen in een gedicht. 
- Je leert verschillende rijmschema's herkennen.
- Je leert wat assonantie en alliteratie is en je kunt assonantie en alliteratie herkennen in een gedicht.

Slide 1 - Tekstslide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Met letterlijk taalgebruik vertel je precies wat je bedoelt: het regent. 
  • Met figuurlijk taalgebruik gebruik je andere woorden en vertel je niet precies wat je bedoelt: de hemel huilt.

Luister

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Personificatie
  • Personificatie betekent dat je menselijke eigenschappen geeft aan dingen en dieren (dus niet mensen). 
voorbeeld: De zon lacht.
                       De wind huilt.
Lachen en huilen zijn dingen die mensen doen, niet wat de zon doet of de wind. We bedoelen dus eigenlijk wat anders (figuurlijk taalgebruik). 
  • Personificatie is een vorm van beeldspraak. Dit begrip komt later terug.
Luister

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Opdrachten
Maak nu eerst opdracht 2.1, 2.2, 2.5, opdr. 3 en opdr. 4 van blz. 200-203. 

Als je daarmee klaar bent ga je verder met deze Lessonup.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Beeldspraak
  • Als er gebruik gemaakt wordt van beeldspraak, dan worden twee dingen met elkaar vergeleken. In het filmpje heb je gehoord dat er verschillende vormen van beeldspraak zijn.
  • Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.
Luister

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen
Maak nu van blz. 221 opdr. 3.1, 3.2 en 3.3 en opdracht 4. Let op, opdracht 4 gaat verder op blz. 222.
Bekijk na het maken van de opdracht de rest van deze les. De overige informatie heb je namelijk ook nodig voor je poëzie opdracht.

Slide 9 - Tekstslide

Rijmschema's 
  • Veel gedichten hebben rijm. Dat kan betekenen dat de laatste woorden van regels steeds op elkaar rijmen. Dit noemen we dan eindrijm. Als er sprake is van eindrijm, dan kan je vaak een rijmschema herkennen. Er zijn verschillende rijmschema's. 
  • Maak aantekeningen bij het filmpje dat in de volgend slide staat. Deze informatie heb je later nog nodig!!
Luister

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Assonantie
  • Een ander woord voor assonantie is klinkerrijm. Dit betekent dus dat bij assonantie klinkers (a, e, o, u, i) op elkaar rijmen. 
  • Bij deze vorm van rijm gaat het dan om de manier waarop de woorden worden uitgesproken, dus niet hoe ze worden geschreven.
Voorbeeld: dromen over rovers
Hier is sprake van assonantie, want de klinker 'o' rijmt hier.
Luister

Slide 12 - Tekstslide

Alliteratie
  • Alliteratie is een soort van medeklinkerrijm. Woorden beginnen dan met dezelfde combinatie van medeklinkers. 
  • Alliteratie komt altijd in dezelfde regel voor, dus niet door het hele gedicht heen.
Een bekend voorbeeld van alliteratie is:
Lintje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan
Luister

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video