AV: Les 1 - formuleren herhaling lj 3

Welkom!

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les..
  • ... kun je onjuiste herhalingen, tautologieën, pleonasmen, contaminaties en dubbele ontkenningen herkennen en verbeteren.
  • ... kun je foutief beknopte bijzinnen en foutieve samentrekkingen herkennen en verbeteren.
  • ... fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren.

Slide 2 - Tekstslide

Formuleren
  • Herhaling dubbelopfouten:
- dubbele ontkenning
- pleonasme
- tautologie
- contaminatie (etc.)
  • Fouten met verwijswoorden herkennen
Liever zelf aan de slag? Dat mag!





Slide 3 - Tekstslide



Dubbele ontkenning
Bij een dubbele ontkenning gebruik je twee keer een ontkennend woord (bijv. geen, niet).

  • Ik maak nooit geen fouten.
  • Met deze grote paraplu voorkom je dat je niet nat wordt.

Slide 4 - Tekstslide

Onjuiste herhaling
Wanneer je een vast voorzetsel twee keer (onnodig) herhaalt:

Aan dat fictiedossier daar begin ik niet aan.


Slide 5 - Tekstslide



Pleonasme
Bij pleonasme wordt alléén een eigenschap herhaald. Meestal de combinatie bnw - zn

"Witte sneeuw"
"Ronde cirkel"

Slide 6 - Tekstslide



Tautologie
Tautologie is het herhalen van dezelfde betekenis in een ander woord.

Vaak gaat het om twee bijvoeglijke naamwoorden, twee zelfstandige naamwoorden of twee bijwoorden in één zin, waarvan er dus één weg zou kunnen.

"Haar kamer was vies en vunzig."
''Vermoedelijk moet je misschien een ander nummer bellen.'' 

Slide 7 - Tekstslide



Contaminatie
Bij een contaminatie worden twee woorden of uitdrukkingen door elkaar gebruikt.

Die schoenen kosten duur.
-> duur zijn / veel kosten

Ik besef me goed hoe laat het is.
-> beseffen / zich realiseren

Slide 8 - Tekstslide



Foutief beknopte bijzin
In een beknopte bijzin staat geen onderwerp. Een beknopte bijzin is correct als het onderwerp uit de hoofdzin hetzelfde is als in de bijzin.

Als het onderwerp niet hetzelfde is, moet je van de beknopte bijzin een gewone bijzin maken, dus met een voegwoord en een onderwerp.

In kennelijke staat van dronkenschap verkerend, vond de agent hem in de goot.

Terwijl de zwerver in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde, vond de agent hem in de goot.

Slide 9 - Tekstslide



Foutief beknopte bijzin
In een beknopte bijzin staat geen onderwerp. Een beknopte bijzin is correct als het onderwerp uit de hoofdzin hetzelfde is als in de bijzin.

Als het onderwerp niet hetzelfde is, moet je van de beknopte bijzin een gewone bijzin maken, dus met een voegwoord en een onderwerp.

In kennelijke staat van dronkenschap verkerend, vond de agent hem in de goot.

Terwijl de zwerver in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde, vond de agent hem in de goot.

Slide 10 - Tekstslide



Foutieve samentrekking
Soms kun je in zinnen met ‘en’ en ‘maar’ zinsdelen weglaten. Samentrekken mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen

➢ dezelfde grammaticale functie hebben (dus beide bijv. onderwerp zijn).
--> Zijn broek kost 80 euro en vind ik niet mooi. 

➢ Dezelfde grammaticale vorm hebben (dus beide EV of beide MV)
--> Er wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd. 

Slide 11 - Tekstslide



Foutieve samentrekking
Soms kun je in zinnen met ‘en’ en ‘maar’ zinsdelen weglaten. Samentrekken mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen

➢ Dezelfde betekenis hebben
--> De herderinnetjes hielden een kudde en van ieder schaap.
 

Slide 12 - Tekstslide

Welke dubbelopfout herken je?

Aan al dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik werkelijk zo'n hekel aan.
A
Onjuiste herhaling
B
Contaminatie
C
Dubbele ontkenning
D
Tautologie

Slide 13 - Quizvraag

Welke dubbelopfout herken je?

Mijn mentor in 3 vwo raadde mij nadrukkelijk af om geen exact profiel te kiezen, omdat ik slechte cijfers had voor wiskunde en natuurkunde.
A
contaminatie
B
onjuiste herhaling
C
dubbele ontkenning
D
tautologie

Slide 14 - Quizvraag

Welke dubbelopfout herken je?

Lars kan nogal scherp uit de bocht komen.
A
contaminatie
B
tautologie
C
pleonasme
D
dubbele ontkenning

Slide 15 - Quizvraag

Verwijswoorden
Deze woorden verwijzen naar andere woorden of zinnen. Het antecedent bepaalt welk verwijswoord je moet gebruiken. Kies daarbij het juiste verwijswoord:







Mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Omdat het pand vorig jaar zo prachtig verbouwd is, wil ik ... graag van u kopen.
A
hem
B
het
C
haar
D
hun

Slide 21 - Quizvraag

De politie wil meer personeel aannemen, omdat ... voor steeds hetere vuren komt te staan.
A
hun
B
ze
C
hij
D
haar

Slide 22 - Quizvraag

Heeft de arts ... (hen/hun) niet verteld dat ... (hun/ze) in de tropen veel risico lopen op besmettelijke ziekten?
A
hun, ze
B
hen, ze
C
hen, hun
D
hen, hun

Slide 23 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Maak de opdracht over formuleren.

Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na 
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Op zoek gaan naar een lit. roman.


Slide 24 - Tekstslide