Chapitre 4_Révision

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Het profiel

De voorexamenklas

de keuze

het keuzevak

eindexamen doen

sterk

la première

La filière

le choix

l'option

passer le bac

fort

Traduis: ik interesseer me in geschiedenis

Traduis: wij hebben aangeraden

Traduis: ik zit in de voorexamenklas

Traduis: ik ben bereid om hard te werken

Traduis: jij hebt een klas overgeslagen

Réponds: tu es en quelle classe?

Réponds: Tu as choisi quelle filière?

Réponds: Quelle est ta matière préférée?

ne ... rien

ne ... plus

ne ... jamais

ne ... pas encore

ne ... personne

nog niet

niet meer

niets

nooit

niemand

Ik heb niets gekocht.

1. Je n'ai pas acheté.
2. Je n'ai rien acheté.
3. Je n'ai jamais acheté.
4. Je n'ai personne acheté.

Geef een ontkennend antwoord!
Tu as vu quelqu'un?

1. J'ai vu ne personne.
2. Je n'ai personne vu.
3. Je ne personne vu.
4. Je n'ai vu personne.

Il n'est ___ content.
Hij is nooit tevreden.

1. plus
2. pas encore
3. rien
4. jamais

Je n'ai ____ fait. (niets)

1. plus
2. pas encore
3. rien
4. jamais

Réponds: Tu es en troisième?
(Nee, ik zit niet in de derde.)
Hoofdletter + Punt

Réponds: tu as déjà passé ton bac?
(Nee, ik heb nog geen examen gedaan.)

Réponds: Vous avez fait les devoirs?
(Nee, wij hebben het huiswerk niet gemaakt.)

le bac=

1. het eindexamen
2. de 4e klas
3. het profiel
4. de pont

la terminale=

1. het eindexamen
2. de eindexamenklas
3. het schooljaar
4. het keuzevak

la filière =

1. het eindexamen
2. het keuzevak
3. het profiel
4. niet verplicht

l'école primaire=

1. de kleuterschool
2. de basisschool
3. een schoolklas
4. de eerste klas

au départ=

1. bovendien
2. integendeel
3. momenteel
4. in het begin

sauter une classe=

1. de voorexamenklas
2. de eindexamenklas
3. het schoolgaan
4. een klas overslaan

het bedrijf=

1. la société
2. l'entreprise
3. la pâtisserie
4. l'éducation

wetenschappelijk

1. scientifique
2. sociale
3. économique
4. politique

het buitenland=

1. l'enseignement
2. l'étranger
3. à l'étranger
4. un étranger

agréable =

1. toegewijd
2. volhardend
3. aangenaam
4. stipt

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait

-ais

-ais

- ait

- ions

- iez

-aient

Je

Tu

il/elle/on

Nous

Vous

Ils / elles

Zet in de imparfait
il (travailler)

1. il travaillais
2. il travaillait
3. il travaillerais
4. il travaillerait

Zet in de imparfait
on (avoir)

1. on avais
2. on avions
3. on avait
4. on avaient

Zet in de imparfait
ils (faire)

1. ils faisait
2. ils faisais
3. ils faisaient
4. ils fairaient

Zet in de imparfait
Je/j (être)

1. je sommais
2. j'était
3. j'étais
4. je serais

Je	parler
Tu	parler
Elle	parler
Nous	parler
Vous	parler
Ils	parler

Parler au futur simple

ai

as

a

ons

ez

ont

tu iras

1. jij zal gaan
2. jij zal zijn
3. jij zal hebben
4. jij zal doen

Nous aurons

1. wij zullen gaan
2. wij zullen hebben
3. wij zullen zijn
4. wij zullen maken

je serai

1. ik zal gaan
2. ik zal zijn
3. ik zal hebben
4. ik zal doen