GYM 2 - woensdag 18-9

Pak je Nieuw Nederlands boek en schrift

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Pak je Nieuw Nederlands boek en schrift

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Lesdoel 
  2. Spelling hf. 1: herhalen 
  3. Nakijken opdr. 3 t/m 5 Spelling blz. 33
  4. Korte pauze
  5. Bijvoeglijke bijzin: herhalen
  6. Aan de slag!
  7. Huiswerk & taalvout

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

Je kent de spellingregels van lj 1 (hoofdletters, leestekens, 
meervoud, bijv. nw.).

Je weet wat de bijvoeglijke bijzin is en kunt deze benoemen.


Slide 3 - Tekstslide

Waarom is spelling belangrijk?
leraar jansen stormt boos binnen bij de schooldirecteur ongelooflijk hoe brutaal de kinderen van tegenwoordig zijn ik gaf jaap een uitbrander waarop die zei ach vent, loop naar de duivel en wat hebt u toen gedaan vraagt de directeur ik ben meteen naar u toegekomen antwoordt leraar jansen

Slide 4 - Tekstslide

Hierom dus!
Leraar Jansen stormt boos binnen bij de schooldirecteur.
"Ongelooflijk hoe brutaal de kinderen van tegenwoordig zijn. Ik gaf Jaap een uitbrander waarop die zei: Ach vent, loop naar de duivel!"
"En wat hebt u toen gedaan?" vraagt de directeur.
"Ik ben meteen naar u toegekomen", antwoordt leraar Jansen.

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 6 - Open vraag

Hoofdletters
  1. Aan het begin van een zin
  2. Bij namen
  3. Bij woorden die van namen zijn afgeleid


Niet bij:

dagen, maanden, seizoenen en windstreken

Slide 7 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletters?
A
Pinksteren
B
pinksteren

Slide 8 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletters?
A
PSV
B
psv

Slide 9 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 10 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 11 - Quizvraag


Welk woord is niet correct gespeld?
Uitleg
In een aanhef schrijf je de eerste verwijzing naar een naam altijd met een hoofdletter. Het is dus meneer Van Dalen, Jan van Dalen of meneer J. van Dalen. 
A
mevrouw van Zaalen
B
Katya van Zaalen
C
docente Van Zaalen
D
K.L. van Zaalen

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
A
Tussen de delen van een opsomming
B
Voor voegwoorden (maar, doordat)
C
Tussen twee persoonsvormen
D
Voor een toelichting of aankondiging (bijv. opsomming of citaat)

Slide 13 - Quizvraag

Leestekens

Punt: aan het einde van een gewone zin

Vraagteken: aan het einde van een vraag

Uitroepteken: aan het einde van een zin om extra nadruk te geven

Komma:

  • Tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • Tussen twee persoonsvormen
  • Na een naam of een uitroep aan het begin van een zin
  • Voor een naam of een uitroep aan het einde van een zin
  • Voor voegwoorden (maar, omdat, tenzij, want etc.)


Slide 14 - Tekstslide

Leestekens vervolg

Dubbele punt: voor een toelichting of aankondiging (van bijvoorbeeld een opsomming of citaat)

Aanhalingstekens: Voor en na een citaat

Slide 15 - Tekstslide

Goede meervouden
Foute meervouden
zeeën
ponys
skiën
perziken
boefen
boefjes

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is goed?
A
bacterieën
B
bacteriën

Slide 17 - Quizvraag

Welke is goed?
A
melodieën
B
melodiën

Slide 18 - Quizvraag

Meervouden

Meervoud op -en:

- -en achter een woord. (land-landen)


- woorden op -ee krijgen meervoud met -ën (zee - zeeën)

- woorden op -ie krijgen meervoud met -ën of -n (knie - knieën,  bacterie - bacterieën) --> let op klemtoon!


Slide 19 - Tekstslide

Meervoud vervolg

Meervoud op -s:

- een -s achter het woord zetten (kijkers)

- bij -a, -o, -u, -i of -y krijg je 's (pony's, baby's)

- bij afkortingen krijg je 's (wc's)


Let op: cadeaus, displays.

Slide 20 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Bij een lange vorm een - e achter het woord zetten.
  • Soms een letter verdubbelen (stil - stille)
  • Soms een a, e, o of u weghalen (duur, dure)
  • Soms van een -f een -v maken (lief, lieve)
  • Soms van een -s een -z maken (boos, boze)

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Kijk opdracht 3 t/m 5 (blz. 33 - Spelling) na.

Klaar? Maak opdracht 2 Spelling (blz. 33).
Klaar? Lees de groene theorie op blz. 34 en maak opdr. 7 & 8.


5 minuten in stilte werken.


timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 3 
1 aanbod 
2 aanklacht 
3 achterkant 
4 complot 
5 contant 
6 geweld 
7 jeugd 
8 kiezelstrand 
9 klimwand 
10 linnengoed 
11 overlast 
12 regenwoud
 13 ringbaard 
14 roest 
15 rundergehakt
 16 schrikbewind 
17 strijkbout 
18 vangst                                       19 verbond 
Opdracht 4 
1 abonnees 2 alinea’s 3 bureaus 4 cd’s 
 5 gnoe 6 evangeliën 7 gameboys 8 ideeën 
9 ijsberen 10 jury’s 11 karaffen 12 kiwi’s 
13 knobbelganzen 14 koperdieven 15 melodieën 16 negligés 
17 schietkansen 18 sombrero’s 19 struikrovers 20 subsidies

Opdracht 5 
1 bruine 2 gezonde 3 halve 4 kleffe 5 knotsgekke 6 modieuze 7 schaarse 8 spekgladde 9 spierwitte 10 stokdove



Klaar? Maak opdracht 2 Spelling (blz. 33)
Klaar? Lees de groene theorie op blz. 34 en maak opdr. 7 & 8.

Eerste 5 minuten in stilte werken.
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Korte pauze!
timer
2:00

Slide 24 - Tekstslide

Planning
  1. Lesdoel 
  2. Spelling hf. 1: herhalen 
  3. Nakijken opdr. 3 t/m 5 Spelling blz. 33
  4. Korte pauze
  5. Bijvoeglijke bijzin: herhalen
  6. Nakijken & Aan de slag!
  7. Lesdoel behaald?
  8. Huiswerk & taalvout

Slide 25 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin


  • Een bijv. bijzin zegt iets over een zn.
  • Het is een zin en heeft dus een pv.
  • De bijzin begint met een onderschikkend voegwoord: die, dat, waarop, waarmee, doordat..... 

De jongen die gisteren een ongeluk kreeg | ligt | in het ziekenhuis.
---------------------------------------------O  ====  ------------------B 
                      <----------------------------bvz



Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Bijvoeglijke bijzin
Pak je theorieboekje grammatica.

Blad 1/4 (19) De Bijvoeglijke Bijzin.

Zin 6 samen ontleden.

Slide 28 - Tekstslide

Nakijken & Aan de slag!


Kijk de gemaakte zinnen na!

Klaar? Kies 6 zinnen uit van de bladen 'De Bijvoeglijke Bijzin' blad 2/4, 3/4 en 4/4. (p. 20 t/m 22). Ontleed ze.

timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide


Is het lesdoel voor jou behaald en heb je goed gewerkt?



Ja/ nee/ gedeeltelijk, want....



Lesdoel
Je kent de spellingregels van lj 1 (hoofdletters, leestekens, 
meervoud, bijv. nw.).

Je weet wat de bijvoeglijke bijzin is en kunt deze benoemen.


Slide 30 - Tekstslide

* Leesvaardigheid:
Kijk opdr. 3 (blz. 9 & 10) zelf na. Zie antwoorden op SOM
Maak opdr. 4. (4.3 hoeft niet).

* Woordenschat: 
Kijk opdr. 6 (blz. 23) zelf na. Zie antwoorden op SOM. 

* Spelling:
Maak opdracht 2 van Spelling (blz. 33).
Lees de groene theorie op blz. 34 en maak opdr. 7 & 8.

* Grammatica:
Kies 6 zinnen uit van de bladen 
'De Bijvoeglijke Bijzin' blad 2/4, 3/4 en 4/4.
(p. 20 t/m 22). Ontleed ze.

* Volgende week woensdag:
SO 1 Grammatica (t/m bijv. bijzin)

Slide 31 - Tekstslide