Spelling H1 nakijken

Aan het werk: blz 33

Kijk op lessonup voor extra uitleg

Opdracht 2 t/m 5 in de les


klaar?


Huiswerk voor vrijdag:

T/m opdracht 9 van spelling


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aan het werk: blz 33

Kijk op lessonup voor extra uitleg

Opdracht 2 t/m 5 in de les


klaar?


Huiswerk voor vrijdag:

T/m opdracht 9 van spelling


Slide 1 - Tekstslide

Theorie

Spelling H1:


Slide 2 - Tekstslide

Hoofdletters
  1. Aan het begin van een zin
  2. Bij namen
  3. Bij woorden die van namen zijn afgeleid


Niet bij:

dagen, maanden, seizoenen en windstreken

Slide 3 - Tekstslide

Leestekens

Punt: aan het einde van een gewone zin

Vraagteken: aan het einde van een vraag

Uitroepteken: aan het einde van een zin om extra nadruk te geven

Komma:

  • Tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • Tussen twee persoonsvormen
  • Na een naam of een uitroep aan het begin van een zin
  • Voor een naam of een uitroep aan het einde van een zin
  • Voor voegwoorden (maar, omdat, tenzij, want etc.)


Slide 4 - Tekstslide

Leestekens vervolg

Dubbele punt: voor een toelichting of aankondiging (van bijvoorbeeld een opsomming of citaat)

Aanhalingstekens: Voor en na een citaat

Slide 5 - Tekstslide

-d of -t? Bij niet pv.

Langer maken --> hoor je een -d, dan een d. Hoor je een -t, dan een t.


OF


't ex kofschip, zit de laatste letter van de stam erin. Dan een -t.

Slide 6 - Tekstslide

Meervouden

Meervoud op -en:

- -en achter een woord.

- Soms een letter verdubbelen (hok - hokken).

- Soms een a, e, o of u weghalen (been - benen)

- Soms van een -f een -v maken (boef - boeven)

- Soms van een -s een -z maken (huis - huizen)


- woorden op -ee krijgen meervoud met -ën (zee - zeeën)

- woorden op -ie krijgen meervoud met -ën of -n (knie - knieën,  bacterie - bacterieën)

Slide 7 - Tekstslide

Meervoud vervolg

Meervoud op -s:

- een -s achter het woord zetten (kijkers)

- bij -a, -o, -u, -i of -y krijg je 's (pony's, baby's)

- bij afkortingen krijg je 's (wc's)


Let op: cadeaus, displays.

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Bij een lange vorm een - e achter het woord zetten.
  • Soms een letter verdubbelen (stil - stille)
  • Soms een a, e, o of u weghalen (duur, dure)
  • Soms van een -f een -v maken (lief, lieve)
  • Soms van een -s een -z maken (boos, boze)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide