Thema 6 basisstof 8 en 9 HV

deze les
terugblik
leerdoelen BS 8 en 9
uitleg
aan de slag
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

deze les
terugblik
leerdoelen BS 8 en 9
uitleg
aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

vorige les?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen

  • Je kunt beschrijven hoe het zenuwstelsel met het hormoonstelsel samenwerkt
  • Je kunt uitleggen welke hormonen de bloedsuikerspiegel regelen
  • Je kunt delen van de hersenen benoemen met hun functies en kenmerken

Slide 3 - Tekstslide

Welke hormonen ken je al?

Slide 4 - Woordweb

Hormonen
Wat zijn hormonen?

--> Stoffen die de werking van bepaalde organen regelen
--> Ze hebben een functie op een andere plek dan waar ze gemaakt zijn

  • Voorbeeld: de geslachtsorganen actief maken bij jongens en meisjes in de puberteit

Slide 5 - Tekstslide

Hormoonklieren
Je lichaam heeft verschillende hormoonklieren

Deze klieren produceren hormonen

Hormonen komen in het bloed terecht en gaan dus door je hele lichaam heen

Slide 6 - Tekstslide

2 soorten klieren

1. Klieren met een afvoergang
            (bijv speeksel en zweet)

2. Hormoonklieren

Slide 7 - Tekstslide

Talgklieren in de huid zijn een voorbeeld van ...
A
Klieren met een afvoergang
B
Hormoonklieren

Slide 8 - Quizvraag

Glucose in je bloed
Hormonen regelen de hoeveelheid suiker (glucose) in je bloed


  • Lichaamscellen gebruiken glucose als brandstof, dus
  • er is altijd een bepaalde concentratie glucose in je bloed

  • --> bloedsuikerspiegel (ong 0,1% van je bloed is glucose)

Slide 9 - Tekstslide

Op welk moment zal er meer glucose in je bloed zitten dan normaal?
A
Na een maaltijd
B
Bij honger

Slide 10 - Quizvraag

Glucose concentratie in bloed

Slide 11 - Tekstslide

Bloedsuikerspiegel
2 hormonen zorgen voor een stabiele bloedsuikerspiegel

- Insuline
- Glucagon


Deze worden gemaakt in de alvleesklier (eilandjes van Langerhans)

Slide 12 - Tekstslide

Insuline
Het hormoon insuline geeft lever en spieren een seintje dat ze glucose moeten opslaan


Glucose wordt opgeslagen als glycogeen
2
3
4

Slide 13 - Tekstslide

Glucagon
Glucagon doet het omgekeerde van insuline

Geeft de lever een seintje dat glycogeen weer omgezet wordt in glucose
--> glucose weer in bloed
2
3
4

Slide 14 - Tekstslide

Door welk hormoon daalt de bloedsuikerspiegel?
A
Glucose
B
Glycogeen
C
Insuline
D
Glucagon

Slide 15 - Quizvraag

Bloedsuikerspiegel in balans
Insuline en glucagon zijn om de beurt actief

Daardoor blijft de hoeveel glucose in het bloed rond een bepaalde normwaarde

Slide 16 - Tekstslide

Diabetes
Een ziekte waarbij niet genoeg insuline gemaakt wordt of het insuline werkt niet goed


Wat zou het gevolg zijn?

Slide 17 - Tekstslide

Diabetes
Bloed prikken om suikerwaarde te meten

Insuline toedienen

Patiënten moeten een aangepast dieet volgen

Slide 18 - Tekstslide

Hoe wordt de bloedsuikerspiegel gereguleerd in het lichaam?
A
Door het zenuwstelsel
B
Door honger en dorst
C
Door middel van hormonen
D
Door glucose

Slide 19 - Quizvraag

Hersenen
De hersenen bestaan uit:


Grote hersenen: hier komen alle impulsen binnen.

Kleine hersenen: Sturen je spieren aan.

Hersenstam: Stuurt automatische processen aan (ademen, hartslag etc.)

Slide 20 - Tekstslide

Hersenen
hersencentra

Slide 21 - Tekstslide

Grote hersenen
buitenkant geplooid = hersenschors
hersenschors: hierop liggen de verschillende hersencentra

Elk type zintuig is verbonden met een hersencentrum
v.b: spraakcentrum: start van de impulsen naar de spieren van je tong en lippen

Er ligt veel informatie vast in de grote hersenen = geheugen

Slide 22 - Tekstslide

Welk hersendeel zorgt voor aansturing van automatische processen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Broci-gebied

Slide 23 - Quizvraag

Zenuwcellen in de hersenen
Je hersenen bestaan uit miljarden zenuwcellen. 

Verbindingen tussen deze zenuwcellen zorgen ervoor dat je nieuwe dingen leert. 

Slide 24 - Tekstslide

Zenuwcellen
Elektrische signalen (impulsen) gaan door de uitlopers naar andere zenuwcellen toe, zo is er een enorm kanaal van zenuwcellen door jouw lichaam. Dit heet het zenuwstelsel.

Slide 25 - Tekstslide

Bij welk hersendeel komen alle impulsen binnen?
A
De grote hersenen
B
De kleine hersenen
C
De hersenstam
D
De prefrontale cortex

Slide 26 - Quizvraag

Jouw hersenen bestaan uit miljarden...

Slide 27 - Open vraag

In welk hersendeel worden de spieren in jouw lichaam aangestuurd?
A
De grote hersenen
B
De kleine hersenen
C
De hersenstam
D
De prefrontale cortex

Slide 28 - Quizvraag

Een dronken persoon heeft meer moeite met zijn of haar spieren aansturen. Welk hersendeel wordt dus aangetast door alcohol?

Slide 29 - Open vraag

Om de uitlopers heen zit een isolerende laag. Hoe heet deze laag?
A
Celwand
B
Impulslaag
C
Myeline
D
Neuron

Slide 30 - Quizvraag

Opdrachten maken
BS8 en EBS 9

Slide 31 - Tekstslide