Thema vervoer part 4

Thema: VERVOER
Te
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema: VERVOER
Te

Slide 1 - Tekstslide

Introductie: De leerlingen gaan volgend jaar beginnen met dit thema. In de les van vandaag zullen zij alvast kort kennis maken met dit onderwerp.  
Aan het einde van de les:
  • ken ik verschillende soorten vervoer  in het Engels.
  • ken ik nieuwe woorden over het vervoer in het Engels.
  • kan ik in het kort verschillende vervoer omschrijven in het Engels.

Slide 2 - Tekstslide

Zelfde leerdoelen als vorige week. Laatste leerdoel is dikgedrukt, dat is de uitgangs punt van deze les. 
Transport
Waar denk je aan bij deze foto?

Slide 3 - Woordweb

Introductie A: We gaan nadenken over vervoer. Kijk naar de foto, waar denk je aan? ( Denk  bv aan hoe je vandaag naar school bent gegaan.) 
Schrijf minstens 3 woorden op in het Nederlands, mag ook in het Engels. 
timer
1:00
Which transport do you remember?

Slide 4 - Woordweb

Kijk wat de leerlingen nog herinneren van vorige les, uiteraard word er geschreven in het Engels. 
Kinds of transport

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Leerlingen mogen even kijken naar de woorden en dan begint de woord quiz

Underground/subway=
Train= 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Underground/subway= Metro 
Train= Trein 

Slide 8 - Tekstslide

uitleg: underground word gebruikt in engeland en subway in america. 
Metro kan ook gebruikt worden in het engels. 
I go by bike= 
By car= 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I go by bike= Ik ga met de fiets
By car= met de auto 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

By plane=
Scooter= 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

By plane= met de vliegtuig
Scooter= scooter 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tram= 
Bus= 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tram= tram
Bus= bus 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervoer= Transport
  • Underground/subway= Metro
  • Train= Trein
  • By bike= met de fiets
  • By car= met de auto 
  • By plane= met de vliegtuig 
  • Scooter= scooter
  • Tram= tram 
  • Bus= bus 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lorry/truck=
Rocket=

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lorry/truck= Vrachtwagen
Rocket= racket 

Slide 17 - Tekstslide

uitleg: underground word gebruikt in engeland en subway in america. 
Metro kan ook gebruikt worden in het engels. 
Submarine:
Van= 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Submarine= onderzeeër
Van= busje

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schip=
Zeilboot=

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schip= ship
Zeilboot= Sail boot 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transport = vervoer
Lorry/truck: 
Taxi: 
Van: 
Submarine: 
Sail boat: 
Schip:
Rocket:


Slide 22 - Tekstslide

Kijk wat de leerlingen al kennen en probeer ze op weg te helpen de betekenis te achterhalen. 
Wat past het best bij de foto?

Slide 23 - Tekstslide

leerlingen moeten goed kijken naar de zinnen, want die kunne ze gebruiken voor t volgende opdracht. 


A
I go by public transport
B
I go with the bike
C
I go by bike
D
I am the bike

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
It travels long distances in the sky
B
It travels long distances in the sea
C
It has 4 wheels
D
It has no wheels

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
He is the passenger
B
he is the bus
C
He is the bus driver
D
he is the public transport

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
I go by bike
B
I go home by car
C
I go home by public transport
D
I take the subway

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
It transports a lot of passengers on the road.
B
It transports a lot of drivers in the sky.
C
It transports one passenger in the sky.
D
It transports a lot of passengers in the sky.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Flashcards
Schrijven en spreken

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Flashcards
1. Je krijgt een Flashcard met een transport erop. 
2. Schrijf minimaal 2 zinnen op die jouw transport omschrijven zonder het woord op te noemen. (in het Engels!)
3. Sta voor de klas en omschrijf jouw transport. 
4. De rest van de klas probeert het te raden. (als je het antwoord weet, steek je je hand op. Degene die voor de klas staat mag de beurten geven.)

(De docent geeft een voorbeeld)

Slide 30 - Tekstslide

De leerlingen gaan zinnen opschrijven die hun type transport omschrijft. De docent loopt rond om zinnen te verbeteren en de leerlingen te helpen. Wanneer iedereen klaar is gaat het spel beginnen. 1 leerling staat voor de klas en omschrijft zijn transport, de rest van de leerlingen proberen deze te raden. 

Voorbeeldzinnen
- It transport a lot of passengers.
- It has 2 wheels.
- It travels very long distances.
- It is good for your health.
- It travels in the sky/under ground/ on the water/ on the road..
- It is very large. 
- OV- chipcard.
timer
6:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Short Quiz 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tek
A vehicle that transports passengers. 
Using this vehicle is good for your health.
It travels long distances in the sea.
A four wheeled road vehicle, can carry big amount of products.

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hebben jullie vandaag geleerd?
Leerdoelen:

  • Jullie kennen nu verschillende soorten vervoer in het Engels.
  • nieuwe woorden over het vervoer in het Engels.
  • en jullie kunnen nu in het kort verschillende soorten vervoer omschrijven in het Engels. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies