afronden 6.2 - 6.3 bestuiving + 6.4 bevruchting (1mh)

planning
  • nakijken 6.2 - opdracht 1 + 2 + 3 + 5 t/m 8 + in WERKBOEK 1B
  • ADAM + CAS + AÏCHA + JULIAN +KATIE; Maak alsnog van basisstof 6.1 opdracht 1 t/m 6             (niet gemaakt = nakomen)

  • leerdoelen + uitleg 6.3
  • opdrachten 6.3  maken in de les

  • leerdoelen + uitleg 6.4
  • opdrachten 6.4 maken in de les                                                    
  • Huiswerk opgeven
Vorige les hadden PUCK, JULIAN en CAS hun stoel niet op tafel gezet, dus jullie 3 moeten alle stoelen aan het eind van deze les op de tafels zetten. 
proefwerk bespreken?
Door gebrek aan tijd in de les, zal ik het laatstgemaakte proefwerk niet in de les bespreken. 
Wil je je proefwerk toch inzien, kom dan op dinsdag of woensdag naar mijn I-uur. 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

planning
  • nakijken 6.2 - opdracht 1 + 2 + 3 + 5 t/m 8 + in WERKBOEK 1B
  • ADAM + CAS + AÏCHA + JULIAN +KATIE; Maak alsnog van basisstof 6.1 opdracht 1 t/m 6             (niet gemaakt = nakomen)

  • leerdoelen + uitleg 6.3
  • opdrachten 6.3  maken in de les

  • leerdoelen + uitleg 6.4
  • opdrachten 6.4 maken in de les                                                    
  • Huiswerk opgeven
Vorige les hadden PUCK, JULIAN en CAS hun stoel niet op tafel gezet, dus jullie 3 moeten alle stoelen aan het eind van deze les op de tafels zetten. 
proefwerk bespreken?
Door gebrek aan tijd in de les, zal ik het laatstgemaakte proefwerk niet in de les bespreken. 
Wil je je proefwerk toch inzien, kom dan op dinsdag of woensdag naar mijn I-uur. 

Slide 1 - Tekstslide

Chromebook blijft dicht +
Maak een begrippenlijst van 6.1 van onderstaande woorden 
+ betekenis

  • bloemkelk
  • bloemkroon
  • kelkbladeren
  • kroonbladeren
  • meeldraden
  • helmdraad
  • helmknop
  • helmhokjes
  • stuifmeelkorrels
  • stamper
  • stempel
  • stijl
  • vruchtbeginsel
  • zaadbeginsel
  • eicel

Slide 2 - Tekstslide

1 = open je boek op blz. 178 
2 = teken bovenstaande windbloem over bij opdracht 4
3 = noteer ook de onderdelen erbij en de juiste kleuren
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Open je boek op blz. 177
Start meteen met nakijken!

1a. 
Stuifmeelkorrels komen terecht op de stempel van een bloem van dezelfde soort.

1b.
Dit is geen bestuiving, want het zijn twee verschillende soorten bloemen.

2a. zelfbestuiving
2b. kruisbestuiving

3
1- groot
2- opvallend gekleurd
3- wel
4- wel
5- ruw en kleverig
6- weinig
7- klein
8- zitten in de bloem




Slide 4 - Tekstslide

5a. pijl 2

5b.
Het zijn insectenbloemen, want ze hebben grote, gekleurde kroonbladeren en geen helmdraden of stampers die buiten de bloem uitsteken.

5c. 
Hierdoor moeten de insecten diep in de bloemen kruipen om bij de nectar te kunnen. De kans is dan groot dat er stuifmeel aan ze blijft plakken of dat het stuifmeel van het lichaam van het insect op de stempel komt.

6a. 1 + 3 + 5
6b. alleen 4
6c. 2       (want het zijn verschillende soorten                        planten, als je kijkt naar de bloemen)

7a.
Het zorgt dat planten zich kunnen voortplanten. 

7b.
De geur, want ’s nachts is het donker dus dan is de kleur van de kroonbladeren niet goed te zien. De bloemen gebruiken dan vooral geur om insecten te lokken.

Slide 5 - Tekstslide

Sluit nu je werkboek
timer
0:15

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen 6.3 
Bevruchting;


  1. Ik kan beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt.
  2. Ik kan de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven. 

Na de bestuiving moet de kern van de stuifmeelkorrel bij de kern van de eicel in het zaadbeginsel zien te komen. 
Als ze versmelten, is stap één van de voortplanting geslaagd. 

Slide 7 - Tekstslide

vrouwelijk deel; 
de stamper

  • In elk zaadbeginsel ligt één eicel; een vrouwelijke geslachtscel.

  • In elke eicel zit een celkern.

  • Ook stuifmeelkorrels hebben een celkern. 

Slide 8 - Tekstslide

stuifmeelbuis
  • Als een stuifmeelkorrel op een stempel van een plant van dezelfde soort is gekomen, 
  • groeit uit de stuifmeelkorrel een buis; 
  • de stuifmeelbuis. 

  • De stuifmeelbuis groeit door de stijl naar een zaadbeginsel in het vruchtbeginsel.

  • Door de stuifmeelbuis gaat de kern van de stuifmeelkorrel naar het zaadbeginsel. 

Slide 9 - Tekstslide

kern van de stuifmeelkorrel
  • Als de buis een zaadbeginsel heeft bereikt, dan barst de top van de stuifmeelbuis open. (hierin zit de kern van de stuifmeelkorrel)

  • Bevruchting: Het versmelten van de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel. 


Slide 10 - Tekstslide

Wel of geen bevruchting???

  • Op de afbeelding zie je:
  • Nog geen bevruchting, want de kern van de stuifmeelkorrel is nog niet samengesmolten met de kern van de eicel. (op de afbeelding)

  • Wanneer dan wel een bevruchting= 
  • Als kern van de stuifmeelkorrel samensmelt  met kern van de eicel.

Slide 11 - Tekstslide

Na de bevruchting;
  • Na de bevruchting gaat de bevruchte eicel zich delen. 
  • Door celdelingen ontstaat uit de bevruchte eicel een kiem (begin van een nieuwe plant).
  • Ook het zaadbeginsel begint te groeien.
  • Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad.
  • Elk zaad bevat een kiem (zie afbeelding 2). 
  • Bij kieming van een zaad groeit uit de kiem een kiemplantje.
  • Uit het vruchtbeginsel ontstaat een vrucht.

Slide 12 - Tekstslide

Meerdere stuifmeelbuizen
In de afbeelding zie je meerdere stuifmeelbuizen door de stijl groeien.
  • Deze stuifmeelbuizen groeien naar verschillende zaadbeginsels.

  • In elk zaadbeginsel zit een eicel die kan worden bevrucht.
  • Uit elk zaadbeginsel waarvan de eicel is bevrucht,                                                               kan een zaad ontstaan. 
  • Er kunnen dus meerdere zaden ontstaan in een vruchtbeginsel. 

  • Als een eicel niet wordt bevrucht,                                                                                  groeit DAT zaadbeginsel niet uit tot zaad.


Door bevruchting ontstaat een bevruchte eicel.
De kern van de bevruchte eicel bevat de chromosomen van de mannelijke EN vrouwelijke geslachtscel. 

Slide 13 - Tekstslide

Maak nu IN JE WERKBOEK van;
thema 6
van basisstof 6.3
opdracht 1 t/m 3 + 5 t/m 8





Wat niet af komt in de les, 
wordt automatisch huiswerk voor de volgende les!

timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoel 6.4 - vruchten en zaden
  • Ik kan de veranderingen in het vruchtbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe ontstaan vruchten en zaden?

  • Vruchtbeginsel groeit uit tot vrucht.

  • Zaadbeginsels groeien uit tot zaden.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Verandering na bevruchting
  1. = de bloem voor bevruchting
  2.  Na bevruchting beginnen vruchtbeginsel en zaadbeginsels te groeien.
  3. De kroonbladeren en meeldraden vallen af, het vruchtbeginsel wordt steeds groter.
  4. De bloemkelk verschrompelt, er blijft alleen een restant over. Ook van de stijl blijft alleen een restant over. De zaadbeginsels worden groter. 
  5. Als de vrucht rijp is, verandert de kleur van de vrucht. Uiteindelijk breekt de vrucht open en komen de zaden vrij. 

Slide 18 - Tekstslide

Veranderingen na bevruchting

  • kroonbladeren vallen af
  • vruchtbeginsel begint te groeien
  • zaadbeginsel beginnen te groeien

  • kelkbladeren verschrompelen --> kroontje

  • bevruchte eicel in een zaadbeginsel   ontwikkelt zich tot zaad
  • vruchtbeginsel ontwikkelt zich tot vrucht

Slide 19 - Tekstslide

Verschillende vruchten
Vruchtvlees is het zachte (soms eetbare) deel van de vrucht.

  • Bij een appel en peer;
  • → vruchtvlees uit bloembodem

  • BIj een sinaasappel en banaan 
  • → vruchtvlees uit vruchtbeginsel

  • Een vrucht kan door zijn gewicht aan het steeltjes gaan hangen.

Slide 20 - Tekstslide

meerdere zaden in een vrucht
  • In een vruchtbeginsel zitten één of meerdere zaadbeginsels.

  • Als de kern in de eicel in een zaadbeginsel wordt bevrucht door een kern van een stuifmeelkorrel, dan ontstaat daardoor een zaad.

  • Wordt een kern in een eicel in één van de  zaadbeginsels niet bevrucht, dan verschrompelt dat zaadbeginsel.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Verschillende vruchten

Slide 23 - Tekstslide

Peulvruchten
Langwerpige vruchten van bonenplanten noemen we peulvruchten.


<--  voorbeelden 

Slide 24 - Tekstslide

Peulvrucht:

Slide 25 - Tekstslide

Verschillende vruchten
Vruchtbeginsel of bloembodem  
wordt vruchtvlees.

Vruchtvlees
het zachte
soms eetbare gedeelte
van een vrucht.


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Vruchten en zaden

Slide 28 - Tekstslide

Eetbare zaden;
voorbeelden 
van eetbare zaden

Slide 29 - Tekstslide

Eetbaar!
Het vruchtvlees van veel vruchten wordt door mensen en dieren gegeten. Ook zaden zijn eetbaar;

  • Een zaad bevat reservevoedsel voor het kiemplantje dat uit de kiem ontstaan.
  • Met dit reservevoedsel kunnen ook dieren en mensen zich voeden. 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Huiswerk voor volgende les = 
Maak nu IN JE WERKBOEK van;
van thema 6 - van basisstof 6.3 - opdracht 1 t/m 3 + 5 t/m 8 EN
 van thema 6 - van basisstof 6.4 - opdracht 1 t/m 8
Neem ook je werkboek 1B weer mee naar de les.


Ga hier nu mee aan de slag!
Vorige les hadden PUCK, JULIAN en CAS hun stoel niet op tafel gezet, dus jullie 3 moeten alle stoelen aan het eind van deze les op de tafels zetten. 

Slide 32 - Tekstslide