Verhaalanalyse en poezie voorbereiding mondeling h5

1 / 30
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Een gebruiksaanwijzing, recept of leertekst is...
A
fictie
B
non-fictie

Slide 2 - Quizvraag

Fictionele teksten waaraan veel betekenis wordt gehecht noemen we:
A
Lectuur
B
Literatuur

Slide 3 - Quizvraag

Het taalgebruik in literaire teksten verschilt van het alledaagse taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Vormen van rijm of beeldspraak verwacht je bij literaire teksten eerder dan in een leertekst of gebruiksaanwijzing.
A
niet waar
B
waar

Slide 5 - Quizvraag

Een prozatekst is altijd verdeeld in alinea's.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Literaire teksten kunnen een effect op lezers hebben.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Als niet alle informatie wordt gegeven dan noemen we dit een ........plek.
A
open
B
gesloten

Slide 8 - Quizvraag

Hoe kunnen open plekken ontstaan?
A
wisselen van verteller/ extra informatie geven
B
geheimzinnig gedrag van personages
C
extra info geven/ geheim komt uit
D
Wisseling verteller/ info achterhouden/ vreemd gedrag zonder reden vreemd gedrag.

Slide 9 - Quizvraag

Literaire teksten veronderstellen kennis over de werkelijkheid.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Alle open plekken (vragen) zijn ingevuld aan het einde van een boek.
A
open einde
B
gesloten einde

Slide 11 - Quizvraag

Wanneer ontstaat spanning?
A
bij het ontbreken van duidelijke personages
B
bij het ontbreken van relevante informatie

Slide 12 - Quizvraag

Er zijn 3 soorten spanning bij literatuur?
A
raadsel, quiz, angst
B
raadsel, geheim, samenhang
C
raadsel, geheim, dreiging
D
samenhang, raadsel, quiz

Slide 13 - Quizvraag

Een ander woord voor 'soort tekst' is?
A
mentaal schema
B
genre

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent het genre: 'Coming of age'?
A
Dat iemand oud wordt in het verhaal
B
Dat iemand ouder wordt en zich ontwikkelt
C
Dat iemand jong sterft
D
Dat iemands leeftijd onbekend blijft

Slide 15 - Quizvraag

Waardoor kan je leessmaak veranderen?
A
leeftijd
B
leeftijd, interesse, maatschappelijke achtergrond en opleiding
C
leeftijd en interesseverandering
D
maatschappelijke achtergrond, opleiding

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noemen we die verandering in leessmaak?
A
identiteit
B
smaakontwikkeling

Slide 17 - Quizvraag

Het conflictmodel: EVENWICHT - CONFLICT - ......... - OPLOSSING. Wat moet op de puntjes?
A
verergering conflict
B
nieuw evenwicht
C
ontwikkeling
D
middenstuk

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noemen we in een verhaal een opklimmende reeks van handelingen naar een hoogtepunt?
A
botsing
B
gevecht
C
crisis
D
climax

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de 'vertelde tijd'
A
De tijd die er in totaal in het boek verstrijkt
B
De tijd die het kost om het boek te lezen.

Slide 20 - Quizvraag

Lezers hebben de neiging zich met een sympathieke hoofdpersoon te vereenzelvigen. Hoe noem je dit?
A
Crisis
B
Identificeren
C
Waanzin
D
Begeren

Slide 21 - Quizvraag

De kat krabt de krullen van de trap.
Dit is een mooi voorbeeld van:
A
Assonantie
B
Enjambement
C
Alliteratie
D
Elisie

Slide 22 - Quizvraag

'De kat krabt de krullen van de trap.'
Dit is een mooi voorbeeld van:
A
Assonantie
B
Enjambement
C
Alliteratie
D
Elisie

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een enjambement?
A
Een onlogische afbreking van een versregel
B
Een onlogische toevoeging van een versregels

Slide 24 - Quizvraag

Jouw kamer is een varkensstal.
Welk stijlfiguur herken je in 'varkensstal'?
A
Metonymia
B
Metafoor

Slide 25 - Quizvraag

Bittere woorden
Dit is een voorbeeld van:
A
Metonymia
B
Metafoor
C
Synesthesie
D
Alliteratie

Slide 26 - Quizvraag

Wat is parafraseren?
A
Analyseren
B
In eigen woorden uitleggen wat een gedicht betekent
C
Een gedicht duiden in synoniemen
D
Een gedicht herschrijven

Slide 27 - Quizvraag

Dit mondeling is 1000X lastiger dan wiskunde.
Dit is een...
A
Hyperbool
B
Climax
C
Anit-climax
D
Parafrase

Slide 28 - Quizvraag

Michael Jackson heeft al een poosje een tuintje op zijn buik.
Dit is een...
A
Hyperbool
B
Eufemisme
C
Metafoor
D
Enjambement

Slide 29 - Quizvraag

Plekje-pukkeltje-puist-ontsteking
Dit is een...
A
Climax
B
Eufemisme
C
Opsomming
D
Enumeratie

Slide 30 - Quizvraag