Lees in je boek/online: paragraaf 3.1 (bladzijde 96); het kopje 'Vast, vloeibaar en gasvormig'.
Beantwoord daarna in stilte deze vragen voor jezelf:
1. Wat is een voorbeeld van een stof die in ons dagelijks leven vloeibaar is?
2. Wat is een voorbeeld van een stof die normaal gesproken gasvormig is?
Na 3 minuten nabespreken.
Klaar? Lees verder in de rest van de paragraaf.