20221031 Maandag

Maandag 31 oktober
Goedemorgen!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Maandag 31 oktober
Goedemorgen!

Slide 1 - Tekstslide

OCHTEND

08.30 - 09.15 BIOLOGIE
09.30 - 10.15 WISKUNDE
10.15 - 10.30 PAUZE
10.30 - 11.15 NEDERLANDS
11.15 - 12.00 GYM
12.00 - 12.20 PAUZE
MIDDAG

12.20 - 12.30 LEZEN
12.30 - 13.15 MENS&MAATSCHAPPIJ
13.15 - 14.00 SOVA spelletjes
14.00 - 14.30 WERK AFMAKEN/KEUZE

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

BIOLOGIE

Slide 4 - Tekstslide

Thema 2 Voeding en Vertering

Slide 5 - Tekstslide

BK § 2.4 Het verteringsstelsel
Leerdoelen
Na deze les kan jij de functie van verteringssappen en enzymen noemen.
Na deze les kan jij de delen van een gebit noemen met hun functie.
Na deze les kan jij de bouw en werking van de darmen beschrijven.

Slide 6 - Tekstslide

BK § 2.4 Het verteringsstelsel
De weg van het voedsel
In de mondholte komt het voedsel je lichaam binnen. Het voedsel gaat via de slokdarm naar de maag. Het voedsel blijft een paar uur in de maag. Daarna komt het in de twaalfvingerige darm. Dit stuk darm is kort.
De dunne darm is lang. Hier worden veel voedingsstoffen in het bloed opgenomen. In de dikke darm wordt water uit het voedsel gehaald.
Sommige delen van het voedsel verteren niet. Bijvoorbeeld voedingsvezels. Deze delen worden opgeslagen in de endeldarm. Als de endeldarm vol is, laat je de poep door de anus naar buiten.

Slide 7 - Tekstslide

BK § 2.4 Het verteringsstelsel
Kauwen
Voedsel komt eerst in de mond. Hier kauw je het voedsel met je gebit. Je gebit bestaat uit tanden en kiezen. Met snijtanden en hoektanden bijt je stukken van je voedsel af.

Kiezen hebben een knobbelige bovenkant. Hiermee kun je het voedsel fijnmalen. Het voedsel wordt dan in kleine stukjes verdeeld. Daardoor kun je het beter doorslikken.

Slide 8 - Tekstslide

Verteringssappen
In het verteringsstelsel zitten verteringsklieren.
Deze klieren maken verteringssappen. Bijvoorbeeld speeksel en maagsap.
Er zijn vijf verteringsklieren:
• de speekselklieren in de mondholte
• de maagsapklieren in de maagwand
• de lever
• de alvleesklier
• de darmsapklieren in de dunne darm

Verteringssappen zorgen voor de vertering. Ze breken je voedsel af tot steeds kleinere deeltjes. Ze kunnen dan door de wand van de dunne darm heen. Zo gaan de voedingsstoffen naar je bloed.
Veel verteringssappen bevatten enzymen. De enzymen zorgen ervoor dat de vertering sneller gaat.


BK § 2.4 Het verteringsstelsel

Slide 9 - Tekstslide

Darmkanaal
Het voedsel gaat door het darmkanaal van de mond naar de anus. In de wand van het darmkanaal zitten spieren. Dat zie je in afbeelding 11. Deze spieren kunnen steeds samenknijpen.

Darmperistaltiek
Achter een brok voedsel knijpen de spieren samen. Ze duwen het voedsel dan vooruit. Dit heet darmperistaltiek. Door de darmperistaltiek wordt het voedsel ook gekneed en vermengd met verteringssappen.
BK § 2.4 Het verteringsstelsel

Slide 10 - Tekstslide

BK § 2.4 Het verteringsstelsel
Maak de bijbehorende opdrachten.

Slide 11 - Tekstslide

TL § 2.4 De organen voor vertering
Leerdoelen
Na deze les kan jij in een afbeelding de delen van het verteringsstelsel benoemen.
Na deze les kan jij de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel noemen.

Slide 12 - Tekstslide

Hier zie je de belangrijkste organen van het verteringsstelsel. Je moet deze organen kennen.
TL § 2.4 De organen voor vertering

Slide 13 - Tekstslide

Mondholte, keelholte en slokdarm
De vertering van voedsel begint in je mondholte. Met je gebit kauw je het voedsel in kleine stukjes. Je speekselklieren produceren speeksel: een verteringssap. Speeksel maakt het inslikken van voedsel gemakkelijker.
Met je tong duw je het voedsel vanuit je mondholte naar je keelholte. Door te slikken wordt het voedsel in je slokdarm geduwd. Bij het slikken wordt de neusholte afgesloten met de huig en de luchtpijp met het strotklepje Het voedsel kan daardoor alleen je slokdarm in.
TL § 2.4 De organen voor vertering

Slide 14 - Tekstslide

Maag
Door de darmperistaltiek van je slokdarm wordt het voedsel voortgeduwd naar je maag. In de maagwand zitten kringspieren en lengtespieren. Deze spieren trekken zich afwisselend samen. Daardoor is je maag vrijwel constant in beweging. Op die manier wordt het voedsel gekneed en vermengd met maagsap. Maagsap bevat zoutzuur. Dit zuur doodt bacteriën die met je voedsel zijn meegekomen.
Aan het eind van je maag zit een kringspier: de maagportier. Deze spier kan de uitgang van je maag afsluiten. De maagportier laat telkens maar kleine hoeveelheden voedsel door naar de twaalfvingerige darm. Hierdoor heeft de maag een functie als tijdelijke opslagplaats voor voedsel.

TL § 2.4 De organen voor vertering

Slide 15 - Tekstslide

Twaalfvingerige darm, lever, galblaas en alvleesklier
Via de maagportier komt het voedsel in de twaalfvingerige darm. In deze darm komen verteringssappen uit de lever en uit de alvleesklier bij het voedsel. De lever maakt gal en de alvleesklier maakt alvleessap.

Gal wordt tijdelijk opgeslagen in de galblaas.
Wanneer het nodig is, gaat gal via de galbuis
naar de twaalfvingerige darm. Daar verdeelt
de gal grote vetdruppels in kleinere druppeltjes.
Dat heet emulgeren. Gal verteert de vetten niet,
maar maakt ze alleen kleiner. Hierdoor wordt
het oppervlak van de druppels vergroot.
Verteringssappen kunnen dan sneller op de
vetten inwerken.

TL § 2.4 De organen voor vertering

Slide 16 - Tekstslide

Blindedarm
De dunne darm sluit aan op de dikke darm. Vlak onder de overgang ligt de blindedarm. De blindedarm heeft geen eigen functie bij de vertering. Aan de onderkant van de blindedarm zit een uitstulping: het wormvormig aanhangsel of de appendix. Bij een ‘blindedarmontsteking’ is dit aanhangsel ontstoken. Het wordt dan verwijderd met een operatie. De blindedarm zelf blijft zitten.

TL § 2.4 De organen voor vertering

Slide 17 - Tekstslide

TL § 2.4 De organen voor vertering
Maak de bijbehorende opdrachten.

Slide 18 - Tekstslide

WISKUNDE

Slide 19 - Tekstslide

BK Hoofdstuk 3 Vlakke figuren 
TL Hoofdstuk 3 Oppervlakte
BK: maken Vaardigheden | Test jezelf (blz 111+112) + Samenvatting | Extra oefening (blz 113+114)

TL: maken Vaardigheden | Test jezelf (blz 100+101) + Samenvatting | Extra oefening (blz 102+103)



Morgen krijg je nog tijd om Hoofdstuk 3 te leren. 

Donderdag 3 november toets H3! 

Slide 20 - Tekstslide

NEDERLANDS

Slide 21 - Tekstslide

BK Nederlands H3
Taalverzorging 1: Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Leerdoel:
Na deze les heb je jouw kennis over lidwoorden en zelfstandige naamwoorden opgefrist.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

BK Nederlands H3
Taalverzorging 1: Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Maak de bijbehorende opdrachten.

Slide 24 - Tekstslide

TL Nederlands H3
Taalverzorging 1: Lijdend voorwerp
Leerdoel:
Na deze les heb je jouw kennis over het lijdend voorwerp opgefrist.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

TL Nederlands H3
Taalverzorging 1: Lijdend voorwerp
Maak de bijbehorende opdrachten.

Slide 27 - Tekstslide

GYM

Slide 28 - Tekstslide

MENS & MAATSCHAPPIJ

Slide 29 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 Oorlog en crisis
Je krijgt nu tijd om te leren voor de toets van Hoofdstuk 3.

Slide 30 - Tekstslide

SoVa

Slide 31 - Tekstslide

Keuzemoment

Slide 32 - Tekstslide