JIJ! Toets

Voorbereiding Schrijftoets A1 - A2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Voorbereiding Schrijftoets A1 - A2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Vandaag oefenen we voor de schrijftoets. Je oefent met vijf korte teksten. Zo ben je goed voorbereid op de toets van volgende week!

Slide 2 - Tekstslide

Tip
Kijk naar de plaatjes!
Welke teksten hebben we al allemaal geschreven tijdens de les?

Slide 3 - Woordweb

Verschillende soorten teksten
Formulier
Wat schrijf je in een formulier?
  • Naam, adres, telefoonnummer
  • Activiteit aankruisen
Kaartje
Structuur: begin → info → groet

Hallo! 
Ik ben in Frankrijk. Het is leuk! Ik kom zondag terug. 
Groetjes van Samira.

Hoi Dawid, 
beterschap! We missen je. 
Groetjes van Rami.
Informatieve brief of poster
Structuur: Wat? → Wie?→ Wanneer? / Waar?
Tip: Gebruik verschillende signaalwoorden. Maak alinea's en gebruik de informatie uit de opdracht.
Bijvoorbeeld:
We hebben een talentenshow! 
Wil je meedoen? 
Kom naar lokaal 1B.
Boodschappenbriefje
Structuur:begin → info → groet
Tip: Let op de aanhef en afsluiting.

Bijvoorbeeld:
Hoi papa, 
wil je chips en appelsap meenemen? 
Dank je! Liefs, Noura


Berichtje (app)
Structuur: Wat?→ Waarom? → Wens
Bijvoorbeeld:
Sorry, ik ben onze afspraak vergeten. Ik was bij de tandarts. Kunnen we morgen afspreken?
E-mail
Structuur: Aanhef → bericht → groet
Tip: Gebruik verschillende signaalwoorden. Maak alinea's.
Bijvoorbeeld:
Beste mentor, 
ik wil vrijdag vrij. Ik ga een andere school bekijken. 
Groet, Zeynep.

Slide 4 - Tekstslide

1. Inhoud
Je schrijft over wat de opdracht vraagt.
Je geeft voldoende informatie.
2. Taaltaken en structuur
Je tekst heeft een aanhef en afsluiting (bij brief of kaart).
Je tekst is logisch opgebouwd (begin – midden – eind).
Je gebruikt eenvoudige, zinnen.
3. Taalgebruik
Je gebruikt duidelijke woorden en signaalwoorden (en, maar, want).
Je maakt weinig grammaticale fouten.
Je spelling is meestal goed.
4. Begrijpelijkheid
Iedereen begrijpt jouw zinnen en tekst.
Je boodschap is duidelijk.

Slide 5 - Tekstslide

Is dit een goede zin voor een kaartje aan je zieke klasgenoot?
Ik wens je veel beterschap!

A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Het is niet belangrijk om je adres in te vullen op een formulier.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Wat schrijf je aan je vader als hij boodschappen moet halen?

A
Koop chips! NU!!!
B
Wil je chips voor mij kopen?

Slide 8 - Quizvraag

Wat is belangrijk bij het schrijven van een e-mail of brief?

A
Alleen snelle antwoorden geven
B
Alinea’s, aanhef en signaalwoorden gebruiken
C
Geen leestekens gebruiken

Slide 9 - Quizvraag

Even oefenen!
Maak tweetallen (A1 met A2):
1. Schrijf je adres en telefoonnummer op.
2. Wat schrijf je boven en onder een brief of e-mail?
3. Bedenk samen een goede motivatie waarom je een bijbaantje wil en schrijf een korte brief.

Tips:
Hebben jullie een aanhef gebruikt?
Is de tekst duidelijk verdeeld in alinea's?
Beginnen de zinnen met een hoofdletter en eindigen ze met een leesteken (. , ? !)?
Hebben jullie signaalwoorden gebruikt (en, want, maar)?

Slide 10 - Tekstslide

Spinner Time!
Wat schrijf je?

Draai de spinner. Vertel wat je schrijft.

Slide 11 - Tekstslide

Oefentoets
Maak nu de Vaardigheidstoets Schrijven A1 of A2.

Gebruik de checklist in de Classroom.


Slide 12 - Tekstslide

Reflectie
Schrijf op:

  1. Ik kan nu goed schrijven over: 
  2. Ik moet nog oefenen met: 
  3. In de toets wil ik goed letten op: 


Slide 13 - Tekstslide