Week 37 Nederlands 1HMK1 H.2 spelling en H. 1 schrijven

Nederlands 1MK1 week 37
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 1MK1 week 37

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands




Succes deze week met je taak voor Nederlands!
 
Groetjes, juf

Slide 2 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Tekstslide

Week 37  - 7 september t/m 
11 september 2020
  • Herhaling schoolregels.
  • Herhaling werken met weekplanners. Uitleg basis, de Brug en uitdaging. Computer: thuis.
  • Bespreken leesvaardigheid en opdracht.
  • Taaluur en opdrachten
  • Nakijken weektaak.
  • Maken opdrachten spelling hoofdstuk 2: woorden die eindigen op -d, -t en de ik-vorm.
  • Maken opdrachten schrijven hoofdstuk 1. 

Slide 4 - Tekstslide

LLees nu 10 minuten in je leLees nu 10 minuten in je leesboek. Dit doen we elke les.esboek. Dit doen we elke les.Leeees nu 1leesboek. Dit doen we elke les.sboek. Dit 

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week leer je:

  • hoe je woorden die op een -d of een -t eindigen goed moet spellen.
  • kun je de ik-vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd correct spellen.
  • hoe je een korte begrijpelijke tekst schrijft

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Hoe zit het ook alweer met hoofdletters en leestekens?

Slide 7 - Tekstslide

Fatima is in amsterdam geboren. amsterdam schrijf je met een kleine letter.
A
Fout
B
Goed

Slide 8 - Quizvraag

Gaat Mohamed naar school...
Plaats een leesteken aan het eind van de zin.
A
Uitroepteken.
B
Punt
C
Vraagteken.
D
A, B en C zijn fout.

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer gebruik ik een hoofdletter?
A
Aan het begin van een zin.
B
Bij namen.
C
Bij woorden die afgeleid zijn van namen.
D
A, B en C zijn goed.

Slide 10 - Quizvraag

Nakijken weektaak
Controleer zelf je weektaak. 

De antwoorden staan aan het eind van de les.

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt uitleg over je leerdoelen voor deze week.

Slide 12 - Tekstslide

Woorden die op een -d of een -t eindigen
 (bladzijde 58) 
Veel woorden eindigen op een t-klank. Die t-klank schrijf je:

- bij sommige woorden als een -t: zwart, kast, (het is) gepast;
- bij andere woorden als een -d: paard, bed, (ik heb) gehuild.

Als een woord géén persoonsvorm is, gebruik je de verlengproef. Maak het woord langer door er -e, -en of -ig achter te zetten:
- Als je dan een t hoort, schrijf je een -t aan het eind:
zwarte → zwart; olifanten → olifant; krachtig → kracht
- Als je dan een d hoort, schrijf dan een -d aan het eind:
gevraagde → gevraagd; verbanden → verband; aardig → aard

Slide 13 - Tekstslide

Hoe schijf ik de ik-vorm van een werkwoord 
(bladzijde 58) 
De ik-vorm is de kortste vorm van een werkwoord. Het is het woord dat in de tegenwoordige tijd achter ‘ik’ komt te staan. 

De ik-vorm is het begin van speciale spellingsregels voor de spelling van de werkwoorden. Bekijk ook het schema werkwoordspelling op bladzijde 236.

Zie ook bladzijde 58 van je boek voorbeelden!

Slide 14 - Tekstslide

Schrijven hoofdstuk 1 - bladzijde 18
Je schrijft een tekst, omdat je iets wilt vertellen. Bijvoorbeeld over je hobby of iets leuks wat je pas hebt meegemaakt. Je wilt dat de lezer je tekst in één keer begrijpt. Daarom moet je goed nadenken over elk woord en elke zin. Je tekst is begrijpelijk als de informatie in de tekst volledig en duidelijk is.

Slide 15 - Tekstslide

Nieuw Nederlands online
  • https://nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl/plp#/book/60ee5d24-7840-45e6-b299-ffd3fa553dae/chapter/471d2fea-cb61-48a1-afef-dc244ba33d09/paragraph/0bbfca6c-0ac1-4ad6-addb-ceca4c3f5a3f/lesson/00d258a0-fc2e-4f4a-bfe3-956ba35d4eef

  • https://nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl/plp#/book/60ee5d24-7840-45e6-b299-ffd3fa553dae/chapter/203d7b91-260e-4072-ba3c-2514882daa4c/paragraph/3d6c2969-d07e-4ded-90a7-59fc7e9824d9/lesson/5ce3357f-edec-4118-ab28-aa8e6b5ff41f

  • Als je de filmpjes nogmaals wilt bekijken kan dat op Nieuw Nederlands online. Let op: op je mobiel zal dat waarschijnlijk niet lukken.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Weektaak spelling en schrijven

Basis spelling
Opdracht 1, 2 en 3 
bladzijde 58 en 59.

Basis schrijven
Startopdracht en
opdracht 1  
bladzijde 18




Extra oefenen
De Brug
Opdracht 4, 5 en 6
 bladzijde 232

Uitdaging
Opdracht 5 
 bladzijde 59



Slide 18 - Tekstslide

Inleveren huiswerk

Slide 19 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 20 - Open vraag

Inleveren huiswerk

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

Weet je...
  • hoe je woorden die op een -d of een -t eindigen goed moet spellen?
  • hoe je de ik-vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd correct moet spellen?
  • hoe je een korte begrijpelijke tekst schrijft?

Slide 23 - Tekstslide

Nakijken weektaak
Aan het eind van de lesweek kijken we samen naar je weektaak.

De week daarna controleer je je zelf je gemaakte oefeningen.

Slide 24 - Tekstslide

Taak van vorige week

Basis
Opdracht 1, 2 en 4 
op bladzijde 32 en 33

Extra oefenen
De brug
Opdracht 1, 2 en 3 
op bladzijde 231


Uitdaging

Opdracht 5 op bladzijde 33
Online: opdracht 9B

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 32

Met hoofdletter

Freddy
Hongarije
het Hofplein
Duitse
Nijmegen
Koningsdag


Zonder hoofdletter

grijze 
hoofd
klassiek
caravan
tomatensoep
kookboek

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 2 op bladzijde 32
1 De Katwijkse voetbalploeg scoorde in de laatste minuut en iedereen was enthousiast.
2 Zullen we in de vakantie naar Frankrijk of Duitsland gaan?
3 De bekendste rivier in Rusland heet de Wolga.
4 Na het eten op dinsdag gaan Marianne en Frans naar de sportschool.
5 Vandaag drijft er bewolking over in het westen van het land.
6 In Artis is een ijsbeertje geboren. Dat is fantastisch!

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 4 op bladzijde 33
1.
2?
3 x
4 .
5 .
6 .
7 x
8.
9.


Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 5 op bladzijde 33
1 In december draagt Mieke een dikke jas, handschoenen en een muts.
2 Willen jullie in de lente naar Portugal reizen?
3 Terschelling ligt in het noorden van Nederland.
4 Op maandag en dinsdag is er feest in veel dorpen in Zuid-Holland.
5 In Maastricht is er op vrijdag altijd een heel grote markt.
6 Waarom wil onze lerares dat Jan zijn pet afdoet tijdens de les?

Slide 29 - Tekstslide

De Brug bladzijde 231
Opdracht 1

1 Heeft Alex al lang een nieuwe fiets?
2 Jannis heeft vorige week een ongeluk gehad.
3 Meestal is 21 december de kortste dag van het jaar.
4 Naast de schouwburg zit een nieuwe ijssalon.
5 Ruim je tennisspullen op!
6 Sinds wanneer zit Zora op tennisles?


Slide 30 - Tekstslide

De Brug bladzijde 231
Opdracht 2
1 In Assen vinden elk jaar de TT motorraces plaats.
2 Lang geleden lag het circuit van de TT tussen Rolde, Borger en Schoonloo.
3 De route van het circuit in Drenthe veranderde een paar keer.
4 Na de TT stond het verkeer in de Nassaulaan muurvast.
5 De eerste winnaar van de races was Piet van Wijngaarden.
Opdracht 3
1 Waarom vliegen vogels in de winter naar Afrika? Het is te ver om te lopen.
2 Waarom gooit Sem de dobbelsteen zo hoog? Wie het hoogst gooit, mag beginnen.
3 Waarom kan een ei niet bevriezen? Omdat het een dooier heeft.

Slide 31 - Tekstslide

Weektaak 37 afgerond

Slide 32 - Tekstslide