1MH - Theme 5 - Oefentoets Grammatica

• Engels
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Oefentoets theme 5

Grammatica

Grammar theme 5

Hierna volgen een aantal dia's met vragen/ opdrachten met de grammatica van theme 5. 

Het gaat om de volgende grammatica:

Grammar 13 // Ontkenningen

Grammar 14 // Bezit

Grammar 15 // Present Continuous 

Grammar theme 5

De gele dia's gaan over Grammar 13 // Ontkenningen 

De rode dia's gaan over Grammar 14 // Bezit

en de groene dia's gaan over
Grammar 15 // Present Continuous 

Grammar 13

Ontkenningen

Wat is het verschil tussen have/has?

Hoe maak je een vraag met have/has got?

Maak ontkennend:
My sister has got her own room.

I have got a lot of hobbies.

Wanneer gebruik je HAS?

1. He/ she/ I
2. bij alle personen
3. He/ she/ it
4. bij de rest

Wanneer gebruik je doesn't?

1. bij alle personen
2. bij he/ she/ it
3. bij we/ she/ it
4. bij he / she

Welk woord komt er altijd voor wanneer je don't of doesn't gebruikt?

1. has
2. have
3. wasn't
4. was

Grammar 14

Bezit

Wanneer gebruik je alleen de ' om bezit aan te geven?

1. Bij meervoud dat al op een <s> eindigt
2. Bij meervoud
3. Bij enkelvoud
4. Bij enkelvoud dat al op een <s> eindigt

Wat doe je om bezit aan te geven bij enkelvouden?

1. + s
2. + s'
3. + '
4. + 's

Plus 's kan eigenlijk altijd, behalve bij...

1. Dingen
2. Dingen en enkelvoud dat al op een <s> eindigt
3. Dingen en meervoud dat al op een <s> eindigt
4. Meervoud en enkelvoud dat al op een <s> eindigt

Wat moet er op de open plek?
This is _______ iPad. (Lisa)

1. Lisa's
2. Lisa'
3. Lisas
4. Lisa of

Wat moet er op de open plek?
This is the ____________ London (tower)

1. tower's
2. tower'
3. towers
4. tower of

Wat moet er op de open plek?
This is my _______ room. (parents)

1. parent's
2. parents'
3. parents
4. Parents of

Grammar 15

Present Continuous

Hoe maak je een present continuous?

Use the present continuous:
(walk) She ....... to school now.

Use the present continuous:
(talk) They ...... about the movie.

Use the present continuous:
My parents ... (read) the signs.

Use the present continuous:
(get) She .......... sick.

Use the present continuous:
(talk) We ___________ about you.

Use the present continuous:
(order) She _________ a salad now.

Use the present continuous:
(explain) They _________ it to me.

Maak nu zelf een zin met de present continuous

Dus hoe maak je een present continuous ook alweer?

Well done!