11.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

11.2 Voedingsmiddelen en voedingstoffen
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

11.2 Voedingsmiddelen en voedingstoffen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
12.2.1 Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen.
12.2.2 Je kunt zes groepen voedingsstoffen met hun functies en kenmerken noemen.


Slide 2 - Tekstslide

Voedingsmiddelen
Alle producten die je eet en drinkt noem je voedingsmiddelen.

Twee varianten:
  • Plantaardig 
  • Dierlijk

Slide 3 - Tekstslide

Plantaardig
Veel voedingsmiddelen komen van planten. Dat zijn plantaardige voedingsmiddelen. Meestal eet je niet de hele plant, maar een deel ervan. Delen van planten zijn wortels, stengels, bladeren, vruchten en zaden

Slide 4 - Tekstslide

Dierlijk
Er zijn ook dierlijke voedingsmiddelen. Als je vlees eet, eet je een deel van een dier. Je kunt ook producten van dieren eten, zoals eieren en melk. Van melk worden zuivelproducten gemaakt, zoals boter, kaas en yoghurt. Ook dat zijn dierlijke voedingsmiddelen.

Slide 5 - Tekstslide

Plantaardig in plaats van dierlijk

Er zijn producten die dierlijk lijken maar niet van dieren afkomen. Bijvoorbeeld halvarina, of Sojamelk.

Slide 6 - Tekstslide

Voedingsstoffen 
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen (hele kleine stukjes uit ons voedsel wat ons lichaam voor verschillende doeleinden gebruikt). 
In de meeste voedingsmiddelen komen alle groepen voedingsstoffen voor. Vlees bevat voornamelijk eiwitten, maar heeft ook vitaminen en mineralen en vet. 

Voedingsmiddelen
Voedingsstoffen

Slide 7 - Tekstslide

Zes groepen voedingsstoffen

Er zijn zes groepen voedingsstoffen:
• eiwitten
• koolhydraten
• vetten
• water
• mineralen
• vitaminen


Slide 8 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Voedingsstoffen zijn stoffen die je lichaam nodig heeft voor energie, groei en herstel. 

Voedingsstoffen kunnen vier functies hebben:
  • Brandstof 
  • Bouwstof 
  • Reservestof 
  • Beschermende stof


Slide 9 - Tekstslide

Brandstoffen gebruik je om energie van te krijgen. Jouw lichaam verbrandt deze stoffen zodat je kunt bewegen, warm blijfen of leren. Hoe meer je beweegt, hoe meer energie je nodig hebt. 
Koolhydraten en vetten zijn de belangrijkste brandstoffen. Cellen kunnen ook eiwitten verbranden. 
Bouwstoffen zijn de stoffen die je lichaam nodig heeft om nieuwe cellen te maken. Ze zorgen voor groei, sporters en bodybuilders gebruiken dit veel om meer spieren te krijgen     . Of pubers in de groei!       Maar ook voor het genezen van wonden. 
 Alle voedingstoffen zijn bouwstoffen. 


Slide 10 - Tekstslide

Reservestoffen 
worden opgeslagen in jouw lichaam totdat deze het nodig heeft. 
Koolhydraten en vetten zijn reservestoffen. Eiwitten zijn geen reservestoffen. 
Beschermende stoffen 
zorgen ervoor dat je lichaam gezond blijft. Mineralen en vitaminen. Bv. fluoride in tandpasta, of jood in zout. 

Slide 11 - Tekstslide

Eiwitten
Eiwitten zijn ten eerste bouwstoffen. Cellen worden grotendeels gemaakt door eiwitten. Enzymen zijn ook eiwitten. Ze zijn dus nodig voor het vormen van cellen (bijv. spiercellen). Wat er over is wordt gebruikt als brandstof. Je lichaam slaat geen eiwitten op, ze kunnen dus niet als reservestof gebruikt worden. 
Ze zitten veel in vlees, vleesvervangers en eieren.

Slide 12 - Tekstslide

Koolhydraten
Suiker en zetmeel zijn koolhydraten. Plantaardige voedingsmiddelen bevatten koolhydraten, dierlijke voedingsmiddelen veel minder. 
Koolhydraten zijn belangrijke brandstoffen: ze leveren energie. Suikers en zetmeel worden verteerd tot glucose, glucose wordt in de cellen verbrand. Is er veel over dan wordt het opgeslagen als glycogeen of als vet (reservestof).

Slide 13 - Tekstslide

Vetten
Vetten zijn een hele goede brandstof, maar worden ook gebruikt als bouwstof en worden snel opgeslagen als reservestoffen. Er zijn 2 type vetten:
Onverzadigde vetten: De plantaardige, vloeibare vetten (vis, noten, olijfolie). Worden vooral gebruikt als bouwstof (de celmembraan heeft deze nodig)
Verzadigde vetten: Zijn dierlijke vetten. Dienen vooral als brandstof. 
In vetten zitten de vitamines A, D en E. 

Verzadigde vetten zijn verkeerde vetten. Ze geven kans op hart en vaatziekten. Je kan deze beter vervangen met onverzadigde vetten (bijv. margarine ipv boter)

Slide 14 - Tekstslide

Water
Je lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water. Water is de belangrijkste bouwstof voor het lichaam en water speelt een belangrijke rol bij het vervoeren van andere stoffen in het lichaam. Bloed en cytoplasma bestaan voor een groot deel uit water. Je verliest de hele dag water (zweten en plassen) dat moet weer aangevuld worden. In voedingsmiddelen zit ook water, in fruit en verse groenten zit bv. veel water. 

Slide 15 - Tekstslide

Mineralen
Mineralen in ons lichaam zijn vooral bouwstoffen en beschermende stoffen. Het zijn zouten, bijvoorbeeld kalk, natrium, ijzer en magnesium. 
Kalk: botten
Fluoride: gebit
Ijzer: rode bloedcellen 

Slide 16 - Tekstslide

Vitaminen
Vitaminen zijn de belangrijkste beschermende stoffen. 
Er zijn er erg veel en zorgen dus dat je gezond blijft.
A, B, C, D en K. 
In verschillende voedingsmiddelen zitten verschillende vitaminen. In fruit zit vit C, in vis vit D, in vlees vit A. Je moet dus gevarieerd eten. 

Slide 17 - Tekstslide

Je hebt alle groepen voedingsstoffen nodig om gezond te blijven. Vooral een tekort aan mineralen en vitaminen kan ziekte veroorzaken. Mineralen en vitaminen zijn beschermende stoffen.
Bijv. Scheurbuik

Slide 18 - Tekstslide

Voedingsvezel
Voedingsvezel (of vezels) is een verzamelnaam voor stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren. Vezels zitten vooral in groente, fruit, aardappelen, volkorenbrood, peulvruchten, noten en ontbijtgranen . Ze zorgen voor een verzadigd gevoel (verzadigd = het gevoel dat je genoeg hebt gegeten). Voedingsvezel is nodig voor een goede darmwerking. Als je niet genoeg vezels eet kun je last krijgen van verstopte darmen. 

Slide 19 - Tekstslide

11.3 Voeding en leefstijl

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
  • 12.3.1 Je kunt met behulp van de Schijf van Vijf adviezen voor een gezonde voeding en leefstijl geven.
  • 12.3.2 Je kunt factoren noemen die van invloed zijn op het energieverbruik van organismen.

Slide 21 - Tekstslide

Schijf van 5

1. Eet gevarieerd
2. Niet teveel & beweeg
3. Minder verzadigd vet
4. Veel groente, fruit en brood
5. Veilig
Kun jij nu iets vertellen over de vakken? 
Deze  voedingsmiddelen leveren vooral zetmeel, plantaardige eiwitten, vitamines en mineralen en voedingsvezel.
Kies vooral donkere producten: Volkoren brood, zilvervliesrijst en volkoren macaroni. De vliesjes hiervan bevatten bijv. de vitamines en de mineralen en veel voedingsvezel.

Deze voedingsmiddelen leveren vooral vitamine C en voedingsvezel.
Deze voedingsmiddelen leveren vooral (dierlijke en plantaardige) eiwitten, vitamines en mineralen (o.a. kalk). Je kunt het beste de minder vette soorten kiezen. Bijvoorbeeld halfvolle melk en magere yoghurt. 
Maar: Bij vis kies je juist voor vette vis!

Deze voedingsmiddelen leveren vooral vetten en vitamines.
Het is beter om plantaardige vetten te gebruiken dan dierlijke vetten.    

Drink elke dag voldoende.
Drink je iets anders dan water / thee / koffie.
Let dan op wat er is toegevoegd (bijv. hoeveel suiker)!

Slide 22 - Tekstslide

Schijf van 5
  • De schijf van vijf bestaat uit vijf vakken.
  • Elk vak bevat een groep van de
     voedingsmiddelen die we dagelijks nodig
     hebben.
  • Als je elke dag iets eet uit elk vak dan 
     krijg je alle voedingsstoffen binnen. 
  • De vakken zijn niet even groot.
  • Uit de grote vakken eet je meer dan uit      de kleine vakken.
  • De grote vakken bevatten plantaardige 
     voedingsmiddelen.
www.voedingscentrum.nl

Slide 23 - Tekstslide

Adviezen en schijf van vijf

Slide 24 - Tekstslide



1 Veel groente en fruit (groen)
Elke dag minimaal 250 gram groente en twee porties fruit is gezond.  Veel groente en fruit eten verlaagt het risico op hart- en vaatziekten, darmkanker en diabetes. 
2 Zachte en vloeibare vetten (geel)
Zachte vetten zijn goed voor je bloedvaten. Denk aan olie en halvarine. 
3 Meer plantaardig, minder vlees (roze)
Dat is goed voor jou én voor het milieu. Je kunt afwisselen met vis, peulvruchten, vlees, noten en ei. Geen vlees kan ook. En neem niet meer zuivel dan nodig.  
4 Vooral volkoren (oranje)
Volkorenbrood, volkorenpasta, zilvervliesrijst, volkoren couscous: eet je er genoeg van, dan verklein je het risico op hart- en vaatziekten, darmkanker en diabetes type 2.
5 Dorstlessers zonder suiker (blauw)
Je lichaam heeft elke dag vocht nodig, maar extra suiker? Nou nee. Daarom staan in de Schijf van Vijf dranken zonder suiker: water, koffie en thee.


Adviezen voor gezonde voeding

Slide 25 - Tekstslide

Energie
Een groot deel van je voedsel gebruik je als brandstof, dit geeft je lichaam energie. De hoeveelheid energie in voedsel wordt aangegeven in kilocalorie (afgekort: kCal).
In je lichaam wordt 24 uur energie gemaakt tijdens de verbranding in de cellen. Ook wordt er 24 uur per dag energie gebruikt, ook als je slaapt. Dit wordt grondstofwisseling genoemd. Deze is verschillend per persoon en hangt af van leeftijd, geslacht, lengte, gewicht en temperatuur van de omgeving.


Slide 26 - Tekstslide

Energiebehoefte
Hoeveel energie je per dag nodig hebt, verschilt van persoon tot persoon. Het hangt onder andere af van je geslacht, je lichaamsgrootte, je lichamelijke inspanning en je leeftijd. Gemiddeld hebben jongens (mannen) meer energie nodig dan meisjes (vrouwen). Zolang je in de groei bent, neemt je energiebehoefte toe. Bij ouderen neemt de energiebehoefte weer af.
Als het koud is gebruik je meer energie om jezelf warm te houden. Een sporter heeft meer energie nodig omdat hij veel beweegt. 

Slide 27 - Tekstslide

Als je veel beweegt wordt er in de spieren veel glucose verbrand om de energie die je nodig hebt voor beweging  te maken. Maar niet alle energie wordt gebruik voor beweging, een deel komt vrij als warmte. Als je sport merk je dit: je krijgt het warm en je gaat zweten. 

Slide 28 - Tekstslide

Hoeveel moet je eten en drinken?
Hoeveel je moet eten en drinken hangt af van je grondstofwisseling en je lichamelijke activiteit.
De hoeveelheid energie die je via voeding binnen moet krijgen, is belangrijk, maar ook dat je van alle voedingsstoffen voldoende binnenkrijgt. Wanneer je iedere dag alleen friet zou eten, zou je genoeg energie binnenkrijgen, maar je mist dan bijvoorbeeld vitaminen, mineralen en water.

Slide 29 - Tekstslide

in evenwicht

Slide 30 - Tekstslide

niet in evenwicht x
Overvoeding
Meer energie in dan energie uit? Dan wordt je dikker (dus veel eten en weinig b ewegen). Er blijven dan veel voedingstoffen over (vnl. koolhydraten) en deze worden onder de huid als vet opgeslagen. Dit kan leiden tot overgewicht en gezondheidsproblemen. 
Ondervoeding
Als je minder eet en dan wat je nodig hebt of je beweegt veel dan zal je lichaam het vet gebruiken om hier de opgeslagen energie uit te halen. Je valt dan af. Dit kan leiden tot ondergewicht,  een tekort aan voedingstoffen omdat in je vet niet alle voedingsstoffen zijn opgeslagen. 

Slide 31 - Tekstslide

Eetstoornissen
Mensen met een eetstoornis zijn in hun hoofd de hele dag bezig met eten. Ze maken zich zorgen over de invloed van eten op hun lichaam. Eten is voor hen een bron van spanning en angst.
De oorzaak van een eetstoornis is vaak psychisch. Iemand met een eetstoornis heeft meestal een negatief oordeel over zichzelf. Oorzaken van eetstoornissen kunnen zijn:
• beïnvloed worden door je cultuur of de media
• ontevreden zijn over jezelf of je uiterlijk (negatief zelfbeeld)
• nare gebeurtenissen in je leven
• angst om de controle te verliezen
• faalangst of perfectionisme

Slide 32 - Tekstslide

Anorexia nervosa 
Iemand is niet te dik, maar voelt dat wel zo. Hij of zij valt daarom erg veel af en is bang om aan te komen. Iemand met anorexia heeft wel honger, maar weigert om (voldoende) te eten. Hierdoor ontstaat ondervoeding. Anorexia kan leiden tot ziekten, problemen met maag en gebit, haaruitval en zelfs overlijden.

Slide 33 - Tekstslide

Boulimia nervosa 
Iemand met boulimia nervosa is ook bang om dik te worden en eet ook te weinig, maar heeft daarnaast regelmatig eetbuien. Daarna braakt hij of zij het voedsel weer uit of neemt laxeermiddelen (pillen waardoor je het voedsel snel weer uitpoept). Ook bij boulimia ontstaat ondervoeding. Door het braken kan de wand van de slokdarm onherstelbaar beschadigen.

Slide 34 - Tekstslide

Eetbuistoornis
Iemand met een eetbuistoornis heeft eetbuien, maar braakt niet en gebruikt geen laxeermiddelen. Daardoor leidt deze eetstoornis tot ernstig overgewicht (obesitas).

Slide 35 - Tekstslide

Aan het werk! Biologie

Wat? 11.2 Voedingsmiddelen en voedingstoffen - opdrachten 1 t/m 10

Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Begin aan je Samenvatting!

timer
1:00

Slide 36 - Tekstslide

Quizje?

Slide 37 - Tekstslide

Sleep het voedingsmiddel naar de juiste voedingsstof
eiwit
koolhydraat
Vet
water

Slide 38 - Sleepvraag

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
Voedingsmiddel
Voedingsstof
Voedingsvezel
Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.
Bruikbare bestandsdelen uit voedingsmiddelen.
Alle producten die je eet of drinkt.

Slide 39 - Sleepvraag

Je van je fiets ben gevallen en een schaafwond hebt. 
Brandstof die je niet gebruikt wordt opgeslagen voor later. 
op school verbruiken je hersenen  veel energie.
houdt je lichaam gezond. 
brandstof
bouwstof
reservestof
beschermende stof

Slide 40 - Sleepvraag

Wat is een voedingsmiddel?
A
eiwit
B
vet
C
koekje
D
koolhydraten

Slide 41 - Quizvraag

Wat zijn voedingsstoffen?
A
Wat je gewend bent te eten, hoe je eet en wanneer je dat doet
B
Alles wat je eet of drinkt
C
Bruikbare bestandsdelen van voedingsmiddelen
D
Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel, die de spieren in je darmen activeren

Slide 42 - Quizvraag

groepen voedingsstoffen
voedingsstoffen
brandstof
bouwstof
beschermende stof
koolhydraten, vetten

koolhydraten, eiwitten, vetten
mineralen, water


vitaminen
mineralen

Slide 43 - Sleepvraag

Wat is een voedingsmiddel?
A
Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
B
Alles wat je eet of drinkt
C
Alle bruikbare bestandsdelen uit voedingsstoffen

Slide 44 - Quizvraag

25. Vul de tabel over twee voedingsstoffen in door aan te geven wat voor soorten voedingsstoffen ze zijn
Voedingsstoffen
Brandstof
Bouwstof
Reserve
stof
Beschermende stof
Koolhydraten
Mineralen
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee

Slide 45 - Sleepvraag

Ja
Nee
Zijn deze roerbakblokjes een dierlijk voedingsmiddel?
Is het gezond om veel verzadigd vet te eten?
Is keukenzout een voorbeeld van een mineraal?

Slide 46 - Sleepvraag