Lezen: tekstdoelen/signaalwoorden

Lezen 1.3
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen 1.3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel

Lesdoel:

- je kent de verschillende tekstdoelen en je weet welke tekstsoort daar bij hoort

- Je kunt vertellen wat het verschil is tussen overtuigende en activerende teksten. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor soort tekst is een 'advertentie'?
A
overtuigende tekst
B
activerende tekst

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor soort tekst is een 'uitnodiging'?
A
overtuigende tekst
B
activerende tekst

Slide 6 - Quizvraag

Wat voor soort tekst is een 'ingezonden brief'?
A
overtuigende tekst
B
activerende tekst

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor soort tekst is een 'oproep'?
A
overtuigende tekst
B
activerende tekst

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor soort tekst is een 'artikel'?
A
overtuigende tekst
B
activerende tekst

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor soort tekst is een 'recensie'?
A
overtuigende tekst
B
activerende tekst

Slide 10 - Quizvraag

Wat staat er in de inleiding van een overtuigende tekst?
A
de argumenten
B
conclusie
C
het standpunt van de schrijver

Slide 11 - Quizvraag

Wat staat er in de kern van een overtuigende tekst?
A
de argumenten
B
conclusie
C
het standpunt van de schrijver

Slide 12 - Quizvraag

Wat staat er in het slot van een overtuigende tekst?
A
de argumenten
B
conclusie
C
het standpunt van de schrijver

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Bij welk tekstverband horen de onderstaande signaalwoorden?

'zo, zoals, ter illustratie, een voorbeeld (hiervan) is, bijvoorbeeld
A
voorbeeld
B
standpunt of conclusie
C
reden of argument

Slide 15 - Quizvraag

Bij welk tekstverband horen de onderstaande signaalwoorden?

'want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk'
A
voorbeeld
B
standpunt of conclusie
C
reden of argument

Slide 16 - Quizvraag

Bij welk tekstverband horen de onderstaande signaalwoorden?

'dus, dan ook, kortom'
A
voorbeeld
B
standpunt of conclusie
C
reden of argument

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide