Test H4 & 10

Test H4 & 10
De inhoud van de arbeidsovereenkomst
& Flexibele arbeidsvormen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
JuridischMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Test H4 & 10
De inhoud van de arbeidsovereenkomst
& Flexibele arbeidsvormen

Slide 1 - Tekstslide

De arbeidsovereenkomst is vormvrij.
Wat houdt dat in?
A
Dat de werkgever en de werknemer zelf bepalen of de afspraken mondeling of schriftelijk worden gemaakt
B
Dat de werkgever en de werknemer zelf bepalen waar zij de gemaakte afspraken maken.

Slide 2 - Quizvraag

Vanaf welke leeftijd kan een arbeidsovereenkomst zelfstandig gesloten worden?
A
Vanaf 15 jaar
B
Vanaf 16 jaar

Slide 3 - Quizvraag

Wat houdt contractsvrijheid in?
A
Partijen zijn vrij om onbeperkt te bepalen wat ze met elkaar afspreken of vastleggen.
B
Partijen hebben een zekere vrijheid in het maken en vastleggen van afspraken, maar zijn ook gebonden aan de wet.

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer worden wettelijke regels dwingend genoemd?
A
als de werkgever zich eraan vast moet houden, ervan afwijken is niet toegestaan
B
als de werkgever en de werknemer zich eraan vast moeten houden, ervan afwijken is niet toegestaan

Slide 5 - Quizvraag

Wat wordt in een cao vastgelegd?
A
Werkgevers- en werknemersorganisaties leggen de arbeidsvoorwaarden voor de werknemers collectief vast.
B
Werkgevers- en werknemersorganisaties leggen de arbeidsvoorwaarden voor de werkgevers collectief vast.

Slide 6 - Quizvraag

Welke bepaling over de arbeidsovereenkomst is juist?
A
In de arbeidsovereenkomst leggen werkgevers- en werknemersorganisaties hun rechten en plichten vast.
B
In de arbeidsovereenkomst leggen werkgever en werknemer hun rechten en plichten vast.

Slide 7 - Quizvraag

Welke informatie staat niet in de arbeidsovereenkomst?
A
informatie over je arbeidsverleden
B
informatie over de opzegtermijn

Slide 8 - Quizvraag

Wat houdt een beding in?
A
een extra afspraak in het arbeidscontract
B
een extra afspraak in de proeftijd

Slide 9 - Quizvraag

Hoe wordt een tijdelijk contract in het Burgerlijk Wetboek genoemd?
A
Contract voor onbepaalde tijd
B
Contract voor bepaalde tijd

Slide 10 - Quizvraag

Waarom is een tijdelijk arbeidscontract aantrekkelijker voor een werkgever?
A
omdat de werkgever de werknemer minder kan betalen
B
omdat de werkgever de werknemer gemakkelijker kan ontslaan

Slide 11 - Quizvraag

Zonder duidelijke reden bevatten alle tijdelijke contracten van bedrijf XL een concurrentiebeding. Handelt dit bedrijf volgens de wet?
A
Ja, want elk bedrijf is vrij om een concurrentiebeding in het tijdelijk contract op te nemen.
B
Nee, want een concurrentiebeding mag alleen onder bijzondere omstandigheden in een tijdelijk contract opgenomen worden.

Slide 12 - Quizvraag

Is een tussentijdse opzegging van een tijdelijk contract in principe mogelijk?
A
Nee, in principe niet. Tenzij dat uitdrukkelijk in het arbeidscontract is vastgelegd.
B
Ja, in principe wel. Het gaat hier niet om een vast arbeidscontract.

Slide 13 - Quizvraag

Een werkgever is wettelijk verplicht om minstens een maand voor het einde van een tijdelijk contract de werknemer te laten weten dat hij het contract niet zal verlengen. Is deze stelling volgens de wet juist?
A
Nee, dat hoeft de werkgever volgens het Burgerlijk Wetboek niet te laten weten. De einddatum is bij een tijdelijk contract al bekend.
B
Ja, het Burgerlijk Wetboek geeft aan dat de werkgever dat verplicht is te melden aan de werknemer.

Slide 14 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met aanzeg-termijn?
A
dat de werkgever een maand voor de afloop van de arbeidsovereenkomst bij de werknemer aangeeft of de overeenkomst wel of niet wordt voortgezet
B
dat de werknemer een maand voor de afloop van de arbeidsovereenkomst bij de werkgever aangeeft of hij de overeenkomst wel of niet voortzet

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting WAB?
A
Wet arbeidsmarkt
B
Wet Arbeid en Bestuur
C
Wet arbeidsmarkt in balans

Slide 16 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
Een oproepkracht werkt op basis van een arbeidscontract en heeft een positie van een werknemer.
B
Een oproepkracht werkt op basis van een arbeidscontract en heeft een andere positie dan een werknemer.

Slide 17 - Quizvraag