4 havo H13H14 herh

4 havo- 17 mei
Even herhalen bondig en aantrekkelijk formuleren
huiswerk nakijken (via magister) (opdracht 5 blz.83)
Aan de slag: opdracht 7 t/m 10 blz. 85
opdracht 10 blz. 81
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4 havo- 17 mei
Even herhalen bondig en aantrekkelijk formuleren
huiswerk nakijken (via magister) (opdracht 5 blz.83)
Aan de slag: opdracht 7 t/m 10 blz. 85
opdracht 10 blz. 81

Slide 1 - Tekstslide

bondig formuleren
Wat moet je vermijden wanneer je je tekst bondig wilt formuleren?

Slide 2 - Tekstslide

Hulpwerkwoorden
Hulpwerkwoorden maken zinnen onnodig lang: zullen, kunnen, mogen, willen, gaan ... Wees er zuinig mee. 
Bijvoorbeeld:
Niet: Als je een treinabonnement zou nemen, zou je veel geld kunnen gaan besparen. 
Wel: Als je een treinabonnement neemt, bespaar je veel geld.

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. Ze voegen informatie toe en maken de tekst aantrekkelijker. Toch zijn ze vaak overbodig en maken bijvoeglijk naamwoorden een tekst vaak onnodig lang (en saai).

Slide 4 - Tekstslide

Pleonasme
Wanneer een woord een deel van de betekenis van een ander woord herhaalt, spreken we van een pleonasme. Zorg dat je geen pleonasmen gebruikt in je tekst.
Bijvoorbeeld:
ronde cikel, natte regen, houten boomstam ...

Slide 5 - Tekstslide

Tautologie
Een tautologie lijkt op een pleonasme, maar in dit geval herhaal je de hele betekenis van een woord. Een tautologie wordt soms gebruikt als een uitdrukking. Dan is het gebruik van een tautologie goed: gratis en voor niets, na lang wikken en wegen.
Fout is een tautologie als het overtollig is:
Zodra hij mijn bericht kreeg, is hij onmiddellijk op de fiets gestapt

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoorden
Bijwoorden versterken een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een werkwoord. Denk aan woorden als heel, erg, zeer etc.
Gebruik bijwoorden niet al te vaak. 

Slide 7 - Tekstslide

voorzetseluitdrukkingen
Wees spaarzaam met het gebruik van voorzetseluitdrukkingen. Die kan je vaak korter verwoorden. Bijvoorbeeld: 

In de nabijheid van ... bij
in het kader van ... bij, in, om, vanwege
met behulp van ... met

Slide 8 - Tekstslide

Aantrekkelijk formuleren
  • variëren in zinslengte en zinsbouw (denk aan 'opa')
  • synoniemen
  • voorbeelden
  • archaïsmen en neologismen
  • stijlfiguren
  • persoonlijk taalgebruik

Slide 9 - Tekstslide

Aantrekkelijk formuleren
Archaïsmen          <--> neologismen
Oud                           <--> nieuw
Stijf/saai                 <--> moderner
Gaarne, inzake     <--> ......

Slide 10 - Tekstslide

Neologisme
Je had bijvoorbeeld kunnen denken aan selfie, gruwelijk vet, out-of-the-boxdenken etc.


Pas op: liever geen archaïsmen, maar ook oppassen met neologismen. Vraag jezelf altijd af of ze lezer het wel zou begrijpen.

Slide 11 - Tekstslide

Aantrekkelijk formuleren
Graag wel: voorbeelden

  • Levendiger
  • Herkenning
  • Concreet
  • Beeld
  • Emotie

Slide 12 - Tekstslide

Aantrekkelijk formuleren
Vermijd de lijdende vorm (passief) maar gebruik de bedrijvende vorm (actief)


NIET: Het huis werd schoongemaakt door mijn zus.
WEL: Mijn zus maakte het huis schoon

We willen graag weten wie iets doet dus: persoonlijk taalgebruik

Slide 13 - Tekstslide

beeldspraak
  • vergelijking met een verbindingswoord
  • zuivere metafoor 

Slide 14 - Tekstslide

stijlfiguren
Een stijlfiguur is een doelbewuste afwijking van de gebruikelijke zinsbouw of woordkeus. Met een stijlfiguur kun je je tekst aantrekkelijker maken. Maar je moet zo'n stijlfiguur dan wel goed gebruiken.

Slide 15 - Tekstslide

stijlfiguren
hyperbool: sterke overdrijving. Let op: overdaad schaadt!
Duizendmaal dank voor het afhandelen van al mijn post.

climax: een opsomming waarin de delen in kracht toenemen naar een hoogtepunt: uren, dagen, maanden, jaren
Niet alleen de raadsleden waren aanwezig, maar ook de wethouders en zelfs de burgemeester.

Slide 16 - Tekstslide

stijlfiguren
ironie: milde spot: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt 'Geen haast hoor, het concert begint echt niet voordat jij binnen bent.'
eufemisme: verzachtende uitdrukking 'Onze kater is gisteren geholpen'  - 'Prins Philip is onlangs heengegaan' 

Slide 17 - Tekstslide

Aantrekkelijk formuleren
Maak gebruik van stijlfiguren
hyperbool
ironie
climax
eufemisme

Slide 18 - Tekstslide

Na zo'n dag houthakken sterf ik altijd van de honger.
A
hyperbool
B
climax
C
pleonasme
D
eufemisme

Slide 19 - Quizvraag

Welke van de volgende zinnen bevat geen pleonasme?
A
De houten boomstam was zwaar.
B
De witte sneeuw was erg mooi.
C
Die gebeurtenis is het meest magische moment in het boek.
D
De warme zon scheen op mijn lijf.

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin bevat geen tautologie?
A
Ik zou nooit ofte nimmer daaraan meedoen.
B
Vijf uur huiswerk maken per dag is de uiterste limiet.
C
We hebben verschillende soorten thee zoals bijvoorbeeld muntthee
D
Ik ben haast bijna op school.

Slide 21 - Quizvraag

Hij ging er als een haas vandoor.
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 22 - Quizvraag

4 havo voldoet, nee... doet het goed, nee... uitstekend, nee... de klas is de allerbeste
A
metafoor
B
climax
C
vergelijking
D
pleonasme

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag
opdracht 7 t/m 10 blz. 84-85

Slide 24 - Tekstslide