H7 - les 9

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Literaire begrippen - spanning
  • Oefentoets Spelling
  • Cursus 7, paragraaf 10: trema, apostrof, accent en cedille
  • Leesautobiografie (uiterlijk vrijdag inleveren!)

Slide 2 - Tekstslide

Literaire begrippen
De invaller - René Appel

Slide 3 - Tekstslide

René Appel (1945) is schrijver van met name spannende verhalen en misdaadromans. Ook was hij een tijdje recensent van misdaadliteratuur. 

Slide 4 - Tekstslide

De invaller

                 Waar speelt het verhaal zich af? Hoe weet je dit?
                  Verklaar de titel.
                  Hoe loopt het verhaal af, denk je?




Slide 5 - Tekstslide

Spanning
Geen enkel verhaal kan zonder spanning. Meestal ontstaat deze doordat de lezer nieuwsgierig is naar de afloop of doordat de lezer zich betrokken voelt bij een personage.

                 Hoe bouwt de schrijver de spanning op in dit verhaal?
                 Wat maakt dit verhaal zo spannend?
                 Welke elementen zorgen voor spanning in dit verhaal?




Slide 6 - Tekstslide

Spanning
Emotionele spanning:
Als lezer weet je meer dan de personages, bijvoorbeeld door het gebruik van een meervoudig perspectief. De lezer identificeert zich met de personages, wil graag dat het goed met ze gaat. Als lezer heb je het gevoel dat je de personages wilt waarschuwen om ze te behoeden voor mogelijke ellende.

Intellectuele spanning:
Je weet minder of precies evenveel als de personages. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat je het verhaal vanuit het perspectief van één personage beleeft. Je vraagt je of wie de waarheid spreekt en puzzelt mee met de hoofdpersoon.




Slide 7 - Tekstslide

Vragen?

Slide 8 - Tekstslide

Oefentoets Spelling

Slide 9 - Tekstslide

H7 Spelling
  • Herhaling alle onderdelen uit de   onderbouw
  • Per week 2 paragrafen
  • Doe je actief mee in de les, dan         heb je weinig huiswerk.
  • Eind van het hoofdstuk bezemles

Slide 10 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan alle werkwoordsvormen correct spellen.
  • Ik weet hoe ik hoofdletters en leestekens correct moet gebruiken.
  • Ik weet hoe ik meervoudsvormen maak en spel.
  • Ik weet hoe ik verkleinwoorden maak en spel.
  • Ik weet wanneer ik een tussen -n of -s gebruik in samenstellingen.
  • Ik weet wanneer ik woorden aan elkaar of los schrijf.
  • Ik weet wanneer ik een liggend streepje moet gebruiken.
  • Ik weet wanneer ik een trema, apostrof of accentteken moet gebruiken.

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf 10
Trema, apostrof, accenttekens

Slide 12 - Tekstslide

Trema
Het trema voorkomt uitspraakproblemen in woorden die geen samenstelling zijn. Plaats het trema altijd op de eerste letter van de volgende lettergreep:

– zee-en, dus zeeën
- melodie-en, dus melodieën
- pati-ent, dus patiënt
- kopi-eren, dus kopiëren 





Slide 13 - Tekstslide

Trema
Let op bij:
-eum: linoleum
-iing: verfraaiing
-cien: opticien
-ieus: melodieus.





Slide 14 - Tekstslide

Trema
Let op (vervolg):
bea-, gea-, beo-, geo-, beij-, geij-: beargumenteren, geantwoord, beoefenen,                                                                         geopereerd, beijverd, geijzeld

maar: geë-, geï- en geü-:                   geëigend, geïllustreerd, geüniformeerd

Bij woordafbreking vervalt het trema. Vóór de letter waarop het trema staat, kan het woord in principe worden afgebroken.




Slide 15 - Tekstslide

Apostrof
Als weglatingsteken op de plaats van een weggelaten letter:
– ’s avonds (des avonds), ’s winters, ’s-Heerenberg; d’r tasje (haar tasje)
– ’t Gaat vannacht behoorlijk vriezen. (Het gaat…)
– Truus’ excuses, Lex’ paraplu; 
    vergelijk: het boek van Willem → Willems boek

Om uitspraakproblemen te voorkomen bij het meervoud: 
-papa’s (spreek uit: pappaas), piano’s, paraplu’s, taxi’s

Slide 16 - Tekstslide

Apostrof
Om uitspraakproblemen te voorkomen bij bezitsaanduidingen: 
Lara’s roddelrubriek, Theo’s abonnement, Jiri’s zwaard

Meestal is er geen uitspraakprobleem. Schrijf in die gevallen de bezits-s aan het woord vast:
Robs racewagen, tantes theeservies, mijn vaders boot

Slide 17 - Tekstslide

Apostrof
Om uitspraakproblemen te voorkomen bij meervouds- en verkleinvormen en in afleidingen van letter- en cijferwoorden:
cd’tje, hbo’er, PvdA’er, vwo’s, 65+’er, sms’en, ge-sms’t

Bij verkleinwoorden op -y:  baby’tje, lolly'tje



Slide 18 - Tekstslide

Accent 
Er zijn drie accenttekens: het accent aigu (streepje voorover: é), het accent grave (streepje achterover: è) en het accent circonflexe (dakje: ê):

Accenttekens komen bijna alleen voor op de letter e: café, carrière
In enkele gevallen komen ze ook op andere letters, bijvoorbeeld: tamboer maître

Slide 19 - Tekstslide

Accent 
Om klemtoon aan te geven gebruik je het accent aigu. Zet het dan op alle klinkers van de lettergreep:
- Hij is volgens mij persoon om hier orde op zaken te stellen.
- Jos heeft alleen ruzie met zijn óúdste broer en niet met de jongste.

Plaats, als er een uitspraakprobleem dreigt, accenten op het telwoord één, maar niet op hoofdletters: ‘Juliette heeft één scooter en twee fietsen.’
Maar: Kan een van jullie de deur even dichtdoen? (zonder accenten)


Slide 20 - Tekstslide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat:  reçu, Curaçao. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k: carnaval, correct.


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

maken
Nieuw Nederlands (online)
Cursus 7 Spelling, par. 10 (weglatingsstreepje):  per onderdeel 2 opdrachten

Klaar?      -> controleer of je per paragraaf 5 opdrachten af hebt 
                    -> verder werken aan leesautobiografie   (13 oktober)
                    -> verder lezen in je boek   (16 november)

Vanmiddag bezemuur!

Slide 23 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan alle werkwoordsvormen correct spellen.
  • Ik weet hoe ik hoofdletters en leestekens correct moet gebruiken.
  • Ik weet hoe ik meervoudsvormen maak en spel.
  • Ik weet hoe ik verkleinwoorden maak en spel.
  • Ik weet wanneer ik een tussen -n of -s gebruik in samenstellingen.
  • Ik weet wanneer ik woorden aan elkaar of los schrijf.
  • Ik weet wanneer ik een liggend streepje moet gebruiken.
  • Ik weet wanneer ik een trema, apostrof of accentteken moet gebruiken.

Slide 24 - Tekstslide

Leesautobiografie
uiterlijke inleverdatum: vrijdag 13 oktober

O - V - G
(bonuspunt voor literatuurtoets P2)

Slide 25 - Tekstslide

Beoordeling
Inhoud (staat alles erin, hoeveel vertel je)
Formulering/Spelling (lopen je zinnen goed, klopt de spelling)
Lay-out (ziet het er netjes uit)
Op tijd ingeleverd

Slide 26 - Tekstslide