2.3 Lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 1

1.3 en 2.3 Lezen

• Ik kan het onderwerp van een tekst benoemen.

• Ik kan de leesstrategieën verkennend en nauwkeurig lezen toepassen.

• Ik kan feiten en meningen herkennen.

• Ik kan het verschil tussen feiten en meningen benoemen.

• Ik kan de moeilijkewoordenwijzer toepassen.

• Ik kan de signaalwoorden van een opsommend en tegenstellend 

   tekstverband herkennen.

Als je het onderwerp van de tekst moet vinden, gebruik je dan 'verkennend' of 'nauwkeurig' lezen? En waarom?

Bij verkennend lezen lees ik de hele tekst goed door.

1. waar
2. niet waar

Om precies te weten wat er in een tekst staat, lees je hem nauwkeurig.

1. waar
2. niet waar

Feiten en meningen:
Wat klopt er niet aan de zin:
'Ik vind dat er in Nederland heuvels voorkomen?'

Verschil feit en mening

Feit

• Waar of niet waar
  
• Kun je controleren
  

Mening (standpunt/oordeel/opinie/opvatting)

• Wat iemand ergens van vindt
  
• Kun je 'ik vind' of 'volgens mij' voorzetten
  

Je leest een tekst en komt een woord tegen dat je niet kent. Wat doe je?

Noteer een feit over honden.

Noteer een mening over honden.

Tekstverbanden

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Bijvoorbeeld: opsomming, tegenstelling.

Signaalwoorden

Aan een signaalwoord zie je 

met welk tekstverband 

je te maken hebt.

Noteer een signaalwoord van tekstverband 'opsomming'

Welk signaalwoord van een 'opsomming' staat in deze zinnen?
"Ik zit op hockey. Ook doe ik aan atletiek."

1. ook
2. op
3. aan
4. doe

Noteer een signaalwoord dat hoort bij een 'tegenstelling'.

Welk signaalwoord voor een tegenstelling zit in deze zin:
"Ik zit op voetbal en op hardlopen, echter heb ik een hekel aan hockey.

1. en
2. op
3. aan
4. echter

Aan de slag!

§2.3 Lezen

Opdracht 12 t/m 16, daarna opdr. 11 als je klaar bent

In stilte...........