V4Les10

§3 & 4 (Veranderende) Ecosystemen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieBasisschoolMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 65 min

Onderdelen in deze les

§3 & 4 (Veranderende) Ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Interactieve uitleg basisstof 3+4
  •  Volgende les: korte TJK van 15 min met ongeveer 12 vragen over bs. 1 t/m 4 

Slide 2 - Tekstslide

Habitat en niche
Habitat (= 'werkplaats'):
De leefomgeving van een organisme met de specifieke abiotische en biotische factoren

Niche (= 'beroep'):
Rol van de soort waarmee het zijn habitat beïnvloedt

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn producenten, consumenten, reducenten en afvaleters?

Slide 4 - Open vraag

In duo's (5 min)
Wat zijn:
 producenten, consumenten, reducenten en afvaleters.

Slide 5 - Tekstslide

Producenten
Autotrofe organismen: zetten anorganische stoffen om in organische stoffen (assimilatie)


Slide 6 - Tekstslide

Anorganische stoffen: CO, CO2, H2O, NaCl, O2 (klein, eenvoudig, komt voor in levenloze en levende natuur)
Organische stoffen: bevatten C, H, O, N, P en S (groot, ingewikkeld, afkomstig van organismen)

Slide 7 - Tekstslide

Welke stoffen zijn anorganisch? en welke zijn organisch?
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
bladgroen

Slide 8 - Sleepvraag

Consumenten
Heterotrofe organismen: afhankelijk van andere organismen om organische verbindingen te maken 

Slide 9 - Tekstslide

Detrivoren (afvaleters)
Insecten en wormen die het dode organisch materiaal 'opeten'

De uitscheiding van deze organismen is de voedselbron voor reducenten (bacteriën en sommige schimmels)

Slide 10 - Tekstslide

Reducenten
  • Breken organische moleculen af tot anorganische moleculen (dissimilatie)
  • Maken de kringloop in een voedselweb sluitend!

Slide 11 - Tekstslide

Sleep de termen naar de juiste beschrijvingen toe:
Deze organismen zetten de organische stoffen in dood plantaardig materiaal om in anorganische stoffen
Deze organismen assimileren organische stoffen
Deze organismen doen aan voortgezette assimilatie. Ze nemen organische stoffen op uit hun omgeving
producenten
consumenten
reducenten

Slide 12 - Sleepvraag

Welke van de volgende behoort tot de producenten?
A
Algen
B
Zeewier
C
Krabben
D
Vissen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een reducent?
A
Bacteriën
B
Regenwormen
C
Mensen
D
Koeien

Slide 14 - Quizvraag

§4 Veranderende Ecosystemen

Slide 15 - Tekstslide

Successie
Het opeenvolgen van planten en dieren van stadium naar stadium

Omstandigheden veranderen, nieuwe planten en dieren

Door de tijd (1) kale duinen -> (2) bos

Slide 16 - Tekstslide

Pioniersstadium
  • beginstadium
  • weinig soorten
  • weinig interspecifieke relaties
  • kleine biomassa
  • grote invloed van abiotische factoren
  • geen humus (bij primaire successie)
Climaxstadium
  • eindstadium
  • veel soorten
  • veel interspecifieke relaties
  • grote biomassa
  • kleine invloed van abiotische factoren
  • veel humus

Slide 17 - Tekstslide

Humuslaag
Bovenste grondlaag
 
"Laag aarde met veel oude plantenresten, waardoor nieuwe planten er goed groeien"

Slide 18 - Tekstslide

Primaire successie
In gebieden zonder humuslaag 

moet successie vanaf het begin beginnen 


Slide 19 - Tekstslide

Secundaire successie
Gebieden met humuslaag 
Successie hoeft niet helemaal vanaf het begin te beginnen



Slide 20 - Tekstslide

BIOLOGIEPAGINA
Samenvattende animatie (kijk deze thuis)

https://biologiepagina.nl/Flashfiles/Ispring/Successie.htm

Slide 21 - Tekstslide

Wat is primaire successie?
A
Een vorm van industriële groei
B
Een vorm van stedelijke ontwikkeling
C
Een vorm van landbouw
D
Het proces van natuurlijke vegetatieontwikkeling op kale grond.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een climaxvegetatie?
A
De vegetatie die zich op een bepaalde locatie ontwikkelt tot het punt van maximale biodiversiteit en stabiliteit.
B
De vegetatie die wordt beïnvloed door menselijke activiteiten.
C
De vegetatie die alleen in de zomer groeit.
D
De vegetatie die zich ontwikkelt tot het punt van minimale biodiversiteit.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een humuslaag?
A
Een laag van versteend hout
B
Een laag van verpulverde kalksteen
C
Een laag van vulkanische as
D
Een laag organisch materiaal op de bosbodem.

Slide 24 - Quizvraag

Welke opeenvolging past bij successie?
A
heide -> zand -> bos
B
bos -> moeras -> plas
C
strand -> duinen -> bos
D
steppe -> kale grond -> regenwoud

Slide 25 - Quizvraag

Wat verandert bij successie?
A
individu
B
populatie
C
leefgemeenschap
D
ecosysteem

Slide 26 - Quizvraag

Hoe ontstaat successie?
Sleep de onderstaande gebeurtenissen zodat er een juiste chronologische volgorde ontstaat 
1
2
3
4
5
6
Op de bodem die arm is aan organische stof ontkiemen planten die bestand zijn tegen extreme abiotische factoren
Kleine consumenten 1e orde en reducenten vestigen zich in en op de bodem
De reducenten breken detritus af waardoor bodem rijker wordt aan organische stof
Door de rijkere bodem worden er meer producten aangetrokken met een tolerantie voor meer anorganische stof.
Het voedselaanbod stijgt enorm en trekt consumenten van hogere orden aan.
De biodiversiteit stijgt explosief en er ontstaat gelaagdheid in het ecosysteem

Slide 27 - Sleepvraag

Het beginstadium van successie heet
A
Climaxvegetatie
B
Climaxecosysteem
C
Pioniersvegetatie
D
Pioniersecosysteem

Slide 28 - Quizvraag

Huiswerk
Maak basisstof 3+4 van Ecologie af
Bestuderen BiNaS 93A, 93B, 93D2, 93E 

Slide 29 - Tekstslide