In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Oefenopgaven ptc pr/aor
Slide 1 - Tekstslide
Oefenopgave 1
Noteer van de volgende participia of het een participium praesens of participium aoristus betreft.
Slide 2 - Tekstslide
πεμψαντος (πεμπω)
A
praesens
B
aoristus
Slide 3 - Quizvraag
λεγουσαις (λεγω)
A
praesens
B
aoristus
Slide 4 - Quizvraag
ψευσαν (ψευδω)
A
praesens
B
aoristus
Slide 5 - Quizvraag
ἀποθανων (ἀποθνῃσκω)
A
praesens
B
aoristus
Slide 6 - Quizvraag
κρυπτουσων (κρυπτω)
A
praesens
B
aoristus
Slide 7 - Quizvraag
λυσασας (λυω)
A
praesens
B
aoristus
Slide 8 - Quizvraag
διωκοντας (διωκω)
A
praesens
B
aoristus
Slide 9 - Quizvraag
ἀγαγοντα (ἀγω)
A
praesens
B
aoristus
Slide 10 - Quizvraag
Oefenopgave 2
Noteer nu van de vorige participia:
- naamval (nom/gen/dat/acc)
- getal (ev/mv)
- geslacht (m/v/o)
Slide 11 - Tekstslide
πεμψαντος (πεμπω)
Slide 12 - Open vraag
λεγουσαις (λεγω)
Slide 13 - Open vraag
ψευσαν (ψευδω)
Slide 14 - Open vraag
ἀποθανων
Slide 15 - Open vraag
κρυπτουσων
Slide 16 - Open vraag
λυσασας (λυω)
Slide 17 - Open vraag
διωκοντας (διωκω)
Slide 18 - Open vraag
ἀγαγοντα (ἀγω)
Slide 19 - Open vraag
Welke vertaling hoort bij welke zin? Leg je keuze uit. 1. Φίλοι ὄντες βοηθεῖτε ἡμῖν. 2. Φίλοι οὐσι βοηθεῖτε ἡμῖν. a. Help ons, omdat wij vrienden zijn! b. Help ons, omdat jullie vrienden zijn!
Slide 20 - Open vraag
Vertaal de volgende zin: Ὁ υἱὸς τὸν πατέρα πείσας καὶ τὴν μητέρα πεῖσαι ἠθέλησεν.