examentraining GS examenvragen maken

GESCHIEDENIS
EXAMENTRAINING 
4 MAVO
HOE BEANTWOORD IK EXAMENVRAGEN?
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

GESCHIEDENIS
EXAMENTRAINING 
4 MAVO
HOE BEANTWOORD IK EXAMENVRAGEN?

Slide 1 - Tekstslide

AAN HET EINDE VAN DEZE LES ...
* KUN JE VERSCHILLENDE SOORTEN VRAGEN HERKENNEN
* WEET JE WELKE STAPPEN JE MOET ZETTEN OM TOT EEN JUIST ANTWOORD TE KOMEN.

Slide 2 - Tekstslide

soorten examenvragen
1. open vragen: beargumenteren
2. Bron vragen
3. Multiple choice
4. Historische volgorde

Slide 3 - Tekstslide

Examentaal

verklaren: leg uit hoe dat komt/ is ontstaan (oorzaken-gevolg)
beschrijven: benoem wat je ziet/ leest/ herkent/ hebt geleerd 
beargumenteren: Leg uit

Let op het aantal argumenten dat wordt gevraagd. Als er drie redenen worden gevraagd en je schrijft er vier op. Mogen alleen de eerste drie worden nagekeken. Ook al is de eerste fout en de vierde juist. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kun je het beste antwoorden bij een vraag met "beargumenteren"?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

soorten examenvragen
1. open vragen: beargumenteren
2. Bron vragen
3. Multiple choice
4. Historische volgorde

Slide 9 - Tekstslide

2. bronvragen
B = basis
Kijk naar de info bij de bron.  > onderstreep de jaartallen, begrippen, personen die je hebt geleerd. LET op!! doe dit bij de bron en in de vraag
A = antwoord
benoem wat je hebt geleerd van deze kernbegrippen en zoek naar de overeenkomst tussen de kernbegrippen van de bron en die van de vraag.
C= check
Lees de vraag nog eens goed door en check of het antwoord reeds op paier staat. Schrijf als conclusie in een enkele zin het antwoord op de vraag. Dus ... Check of je antwoord voldoet; juiste aantal argumenten/ invalshoek/ etc.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Nederlands- Indie
WO II 42-45
Tijdens de Japanse bezetting:
Soekarno werkt samen met de Japanners
Interneringskampen (Jappenkampen)
Fascisme; nationalisme, terreur, dictatuur
Nederlanders in interneringskampen
Als je goed hebt bekeken welke kennis er van je wordt verwacht (A = accosieren) dan lees je in de bron dat dit niet overeen komt met wat je hebt geleerd.

Je moest nl leren dat Nederlanders in Jappenkampen zaten. In de bron loopt deze persoon over straat.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

soorten examenvragen
1. open vragen: beargumenteren
2. Bron vragen
3. Multiple choice
4. Historische volgorde

Slide 15 - Tekstslide

3. Multiple Choice
B= Basis
onderstreep de kernbegrippen. Lees de vraag !! niet de antwoorden !!
A = Antwoord
Wat heb je bij deze begrippen moeten leren. Bedenk zelf wat het antwoord zou moeten zijn
C = Check
Welk antwoordmogelijkheid past het best bij jouw antwoord.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

WO II
Hitler Duitsland
Nationaal-socialisme; nationalisme, terreur, dictatuur, rassenleer
koninklijke familie
De Nederlandse koninklijke familie leefde in ballingschap in London.
Deze namen zijn een verwijzing naar het Nederlands nationalisme en tegen het Duits nationalisme. Daarmee een vorm van verzet
censuur
wanneer je niet in de krant mag schrijven wat je wil omdat dit door de overheid wordt bepaald spreken we over censuur

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het definitieve antwoord op deze vraag?
A
.
B
.
C
.
D
.

Slide 21 - Quizvraag

soorten examenvragen
1. open vragen: beargumenteren
2. Bron vragen
3. Multiple choice
4. Historische volgorde

Slide 22 - Tekstslide

4. Historische volgorde
B = Basis
Onderstreep bij de bron of per beschrijving de kernbegrippen. Bepaal per bron of per beschrijving wanneer het was
A = Antwoord
Schrijf op je blaadje de antwoordvolgorde
C= Check
streep de antwoorden op je examen weg om te controleren

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

1947
29 dec. 1949
1942
17 aug 1945

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het definitieve antwoord op de vraag?

Slide 27 - Open vraag

tot slot ...
1. Alle vragen staan in chronologische volgorde
(dus... maak op je kladpapier een lijstje met belangrijke jaartallen en grove indeling. Tijdens je examen check je waar de vraag over gaat. Is het onderwerp geweest streep je het af)

2. Benoem feiten. Schrijf op wat je weet en noem het beestje bij zijn naam. Geen 'lul-verhaal'.  Benoem jaartallen, begrippen en gebeurtenissen.
Dus... leer jaartallen en begrippen!!!!!!!

Slide 28 - Tekstslide

tot slot ...
3. Begin je antwoord met herhaling van de vraag.
Zo dwing je jezelf om een volledig antwoord te geven met kop en staart. Een half en vaag antwoordt wekt ergernis op van de correctoren.

4. Schrijf ieder antwoord los van elkaar op
Maak geen verwijzingen naar andere antwoorden

5. Sla een regel over tussen ieder antwoord.

Slide 29 - Tekstslide

invalshoeken
historisch argument:

politiek argument:

economisch argument:

Slide 30 - Tekstslide

betrouwbaarheid van de bron
Wie heeft de bron geschreven en met welk doel?


vb Koude oorlog:
communist tekent een kapitalist      <>      communist tekent een comminust
kapitalist tekent een kapitalist           <>      kapitalist tekent een communist

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Veel succes

Slide 33 - Tekstslide