Schrijven - van alles wat
1 / 46
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Link
Kijkt de kat
A
Onder het bed
B
Voor het bed
C
In de dekens
D
Uit het bed
Slide 2 - Quizvraag
Wat doet de kat ook?
A
Kijken in Simon
B
Kijken naar Simon
C
Kijken van Simon
D
Kijken op Simon
Slide 3 - Quizvraag
Wat doet Simons kat niet?
A
Miauwen
B
Aan Simons oor trekken
C
Springen
D
Plassen
Slide 4 - Quizvraag
Wat doet de kat ook niet?
A
Staan op bed
B
Liggen op bed
C
Eten op bed
D
Springen op bed
Slide 5 - Quizvraag
De kat slaat Simon met de knuppel
A
Op het hoofd
B
Op de benen
C
Op de buik
D
Op de tenen
Slide 6 - Quizvraag
Waarmee slaat de kat Simon?
A
Met een knupel
B
Met een knuppel
C
Met een kunpel
D
Met een kuppel
Slide 7 - Quizvraag
De kat heeft honger en wil
A
eeten
B
eet
C
eten
D
etten
Slide 8 - Quizvraag
Simon wordt wakker
A
van het miauwen
B
van het slaan
C
van het springen
D
van het kijken
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Link
Wat doet Simon niet?
A
Hij zit op de bank
B
Hij kijkt televisie
C
Hij zit op de leuning
D
Hij zit op de grond
Slide 11 - Quizvraag
Waar is de telefoon niet?
A
Op de bank
B
Op de leuning
C
Op de grond
D
Onder de bank
Slide 12 - Quizvraag
Hoe valt de telefoon
A
Uit de bank
B
Van de bank
C
Aan de bank
D
Over de bank
Slide 13 - Quizvraag
De kat wil aandacht
A
van Simon
B
aan Simon
C
naar Simon
D
in Simon
Slide 14 - Quizvraag
Waaraan trekt de kat niet met zijn klauwen?
A
De trui
B
De broek
C
De bank
D
De sokken
Slide 15 - Quizvraag
Hoeveel keer trekt de kat totaal aan de broek?
A
9 keer
B
11 keer
C
13 keer
D
vaker dan 13 keer
Slide 16 - Quizvraag
Aan de poten van de poes zitten
A
klouwen
B
kluwen
C
klauwen
D
klawuen
Slide 17 - Quizvraag
Simon ziet op een gegeven moment niets van de wedstrijd want
A
de kat met zijn lijf voor de ogen zit
B
de kat zit met zijn lijf voor de ogen
C
de kat voor de ogen met zijn lijf zit
D
de kat zit met zijn ogen voor zijn lijf
Slide 18 - Quizvraag
Waarom staat Simon op?
A
Omdat wil hij de telefoon pakken
B
Omdat hij boos is op de kat
C
Omdat hij de kat wil pakken
D
Omdat hij de telefoon wil pakken
Slide 19 - Quizvraag
Wat gebeurt eerst en wat daarna?
A
De kat gaat eerst op Simons plek liggen en dan staat Simon op
B
Simon staat op en de kat gaat op zijn plek liggen
C
De kat staat op en Simon gaat op zijn plek liggen
D
Simon tilt de kat op, dan staat hij op en dan gaat de kat op zijn plek liggen
Slide 20 - Quizvraag
De kat doet de TV
A
aan
B
uit
C
in
D
over
Slide 21 - Quizvraag
De kat heeft de TV
A
uitgedaan
B
aangedaan
C
aangedan
D
uitgedan
Slide 22 - Quizvraag
Wat is goed?
A
Het is een lief kat
B
Het is een lieve kat
C
Het is lief kat
D
Het is lieve kat
Slide 23 - Quizvraag
De katten zitten ..... de mand
A
op
B
uit
C
in
D
aan
Slide 24 - Quizvraag
De katten zijn nog jong, niet
A
aud
B
oud
C
old
D
out
Slide 25 - Quizvraag
Een ander woord voor kat is
A
pos
B
poos
C
poes
D
pose
Slide 26 - Quizvraag
De katten waren met z'n
A
vieren
B
vijven
C
zessen
D
zevenen
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Video
Trekt de kat
A
op het wc-papier
B
van het wc-papier
C
aan het wc-papier
D
uit het wc-papier
Slide 29 - Quizvraag
Drinkt de kat ......... de wc?
A
over
B
boven
C
onder
D
uit
Slide 30 - Quizvraag
Water uit de wc is
A
vis
B
viez
C
vies
D
veis
Slide 31 - Quizvraag
Je poetst je tanden met een
A
tandenborstel
B
tanenborstel
C
taandenborstel
D
tandenborsel
Slide 32 - Quizvraag
Eet de kat van de tandenborstels .....
A
met zijn klauwen
B
met zijn tanden
C
van zijn klauwen
D
van zijn tanden
Slide 33 - Quizvraag
Wat valt allemaal in de wc?
A
een stuk zeep en een tandenborstel
B
een tandenborstel en een horloge
C
een horloge en een stuk zeep
D
een stuk zeep, een horloge en een tandenborstel
Slide 34 - Quizvraag
Hoeveel tandenborstels stonden er op de vensterbank
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 35 - Quizvraag
De man staat onder de
A
does
B
doushe
C
douch
D
douche
Slide 36 - Quizvraag
Hij
A
douchen
B
doutsen
C
doucht
D
douchet
Slide 37 - Quizvraag
Er komt damp uit de douche als de wc doorspoelt. Dit komt omdat er dan
A
minder koud water naar de douche gaat
B
meer koud water naar de douche gaat
C
evenveel koud water naar de douche gaat
Slide 38 - Quizvraag
De kat draait aan de kraan en het water loopt
A
uit de kraan
B
van de kraan
C
onder de kraan
D
in de kraan
Slide 39 - Quizvraag
Waarom springt de man onder de douche vandaan?
A
Omdat het water wordt te warm
B
Omdat het water te warm wordt
C
Omdat het warm wordt water
D
Omdat het water te koud wordt
Slide 40 - Quizvraag
De kat is slim want hij weet dat
A
het water te warm wordt
B
wordt het water te warm
C
het water wordt te warm
D
het water warm te wordt
Slide 41 - Quizvraag
Waarom vraagt de kat aandacht van de man?
A
Omdat de kat heeft dorst
B
Omdat de kat heeft honger
C
Omdat de kat honger heeft
D
Omdat de kat dorst heeft
Slide 42 - Quizvraag
Het is een ........ kat.
A
slim
B
slime
C
slimm
D
slimme
Slide 43 - Quizvraag
Vind je de kat ook zo ....... en .....................?
A
lief en graappig
B
lief en grappig
C
lif en grapig
D
liev en grapich
Slide 44 - Quizvraag
Deze les was (niet )
A
moelijk
B
moeilijk
C
moeielijk
D
moeilik
Slide 45 - Quizvraag
Ik heb van deze les ..... geleerd
niets
een beetje
veel
heel veel
