Leesdossier + oefenen KLT

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik herhaal begrippen die horen bij het leesdossier. 
  • Ik controleer het leesdossier op inhoud en vul het aan waar nodig. 
  • Ik oefen met een kijk- en luistertoets. 

Slide 2 - Tekstslide

Belangrijke data
17 maart: leesdossier inleveren in Classroom (uiterlijk 17 uur)
29 maart: kijk- en luistertoets (KLT) voor een cijfer

Slide 3 - Tekstslide

Tekstbegrip in KLT
  • Langer stuk kijken. 
  • Je mag tijdens het kijken aantekeningen maken voor het beantwoorden van de vragen. 
  • Denk aan de tijd (rechts bovenin)!
  • Je kan niet terug of filmpje nogmaals bekijken. 

Slide 4 - Tekstslide

Fictie in KLT
  • Geen aantekeningen tijdens het kijken. 
  • Kort filmpje met een aantal vragen erna. 
  • Denk aan de tijd. 
  • Je kan niet terug of een een filmpje nogmaals bekijken. 

Slide 5 - Tekstslide

Personages in leesdossier
  • Hoofdpersoon: personage dat een grote verandering doormaakt, degene om wie het verhaal draait. 
  • Tegenspeler: belangrijkste persoon voor de hoofdpersoon en zijn verhaal. Kan ook een eigenschap van de hoofdpersoon zijn. Door tegenspeler komt hoofdpersoon in beweging. Leg je keuze voor tegenspeler uit. 
  • Bijpersonen: noem een aantal belangrijke personages voor het verhaal / hoofdpersoon. 


Slide 6 - Tekstslide

Titelverklaring
Waar verwijst de titel naar?
Meestal twee verklaringen: letterlijk en figuurlijk

Slide 7 - Tekstslide

Verteller
  • Alwetende verteller: staat buiten het verhaal en weet van iedereen de gedachtes en handelingen, geeft omschrijvingen van alles wat er gebeurt. 
  • Personale verteller(hij/zij/jij/wij): verteller binnen het verhaal waarbij je de gedachtes van 1 persoon leest.
  • Ik-verteller: binnen het verhaal, alles vanuit 1 persoon, de ik-verteller. 

Slide 8 - Tekstslide

Extra informatie bij verteller
  • Verteller is niet de schrijver van het verhaal, het is door wiens bril je het verhaal leest. 
  • Vaak is de alwetende verteller afgewisseld met de personale verteller. 
  • Gesprekken tussen mensen moet je niet bekijken voor het bepalen van het perspectief. 

Slide 9 - Tekstslide

Verhaallijn
  • Belangrijkste gebeurtenissen vertellen die de hoofdpersoon en de tegenspeler meemaken. 
  • Samenvatting in enkele zinnen met de kern van het verhaal. 
  • Geef aan of het een fabel is of een sujet met uitleg en voorbeelden. 

Slide 10 - Tekstslide

Fabel en sujet
  • Flashback: je gaat terug in de tijd om informatie te krijgen over eerdere gebeurtenissen die belangrijk zijn voor het personage of het verhaal. 
  • Flashforward: je krijgt informatie over de toekomst in het verhaal om je als lezer extra informatie te geven die de personages nog niet weten of om je nieuwsgierig te maken. 

  • Fabel: verhaal wordt in logische tijdsvolgorde vertelt zonder flashbacks of flashforwards.

  • Sujet: tijd verandert vaak in het verhaal, niet in de logische volgorde van tijd verteld. Er zijn flashbacks en/of flashforwards in het verhaal.

Slide 11 - Tekstslide

Tijd in een verhaal
  • In welke tijd speelt het zich af? 
  • Let op: data, voorwerpen, manier van communiceren, gebeurtenissen in de geschiedenis, beroemde mensen die worden genoemd. 
  • Doet de schrijver iets bijzonders met de tijd in het verhaal? Bijvoorbeeld 2 verhalen door elkaar op 2 verschillende momenten.

Slide 12 - Tekstslide

Ruimte in een verhaal
  • Kan een stad, plaats of ruimte zijn. 
  • Eén of meerdere plekken die belangrijk zijn voor het verhaal. 
  • Kijk naar de plekken of ruimtes waar de hoofdpersoon veel meemaakt in het verhaal. 

Slide 13 - Tekstslide

Patronen 
  • Gebeurtenissen / gedachtes / dromen / voorwerpen die telkens terugkomen. 
  • Terugkerende onderwerpen (thema's) die worden besproken in het boek, maar die niet centraal staan in het verhaal. 
  • Geef aantal voorbeelden + uitleg in leesdossier. 

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdmotief 
  • Belangrijkste onderwerp (patroon) in het verhaal. Leg uit waarom jij dat vindt. 
  • Gebruik de ontdekte patronen in het verhaal om tot het hoofdmotief te komen. 
  • Patronen ondersteunen het hoofdmotief. 

Slide 15 - Tekstslide

Inhoud leesdossier controleren
  • Voorblad met 2 boeken
  • Titel en auteur
  • Titelverklaring(en): 1 of 2 verklaringen (letterlijk / figuurlijk)
  • Personages: hoofdpersoon, tegenspeler, bijpersonen
  • Perspectief (verteller): ik, hij/zij of alwetend (buiten het verhaal)
  • Verhaallijn (plot) + fabel of sujet
  • Tijd en ruimte: wat is opvallend aan de tijd? / welke ruimte is belangrijk voor hoofdpersoon?
  • Patronen: meer dan één
  • Hoofdmotief: kies één van de patronen met uitleg
  • Bij alles: uitleg waarom je iets denkt of vindt. 
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Kijk- en luistertoetsbenodigdheden
Oordoppen
Chromebook
Pen

Slide 17 - Tekstslide

Inloggen Woots
Ga naar Woots.nl
Log-in via Entree
Selecteer 's Gravendreef college'
Voer het wachtwoord in van Magister
Verander eventueel van vestiging: 31EW00 - 's Gravendreef College voor vbo, mavo en havo OF 31EW02 - 's Gravendreef College voor vbo, mavo en havo

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk 15 maart
Kijk- en luistertoets oefenen in Woots (tekstbegrip afmaken + fictie)

Oordoppen + opgeladen Chromebook mee voor KLT voor een cijfer. KLT is tijdens de les op 15 maart. 

Slide 19 - Tekstslide

Kijk- en luistertoets (telt 1x mee)
  • Start de toets:  
  • Aantekeningen maken mag bij tekstbegrip! 
  • Klaar= boek lezen of aan je PO voor Nederlands werken in stilte. 
  • Vragen of problemen: steek je hand op en wacht tot ik bij je ben. 

Slide 20 - Tekstslide