2: spreekwoorden en uitdrukkingen

Moedertaal
Ik ken het verschil tussen een uitdrukking en een spreekwoord
Ik ken het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Letterlijk en figuurlijk
spreekwoorden en uitdrukkingen
Nederlands
Maken opdr. 1, 2, 3
Hebben we alle doelen behaald?
Geen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Moedertaal
Ik ken het verschil tussen een uitdrukking en een spreekwoord
Ik ken het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Letterlijk en figuurlijk
spreekwoorden en uitdrukkingen
Nederlands
Maken opdr. 1, 2, 3
Hebben we alle doelen behaald?
Geen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.


Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.


Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.

Slide 3 - Tekstslide

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ookwel beeldspraak genoemd

Slide 4 - Tekstslide

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


LETTERLIJK

Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles



Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles

Slide 5 - Tekstslide


Uit je duim zuigen
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
verzin
D
maken van niets een groot probleem

Slide 6 - Quizvraag


samen door één deur gaan
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 7 - Quizvraag


door dik en dun
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 8 - Quizvraag


met het verkeerde been uit bed gestapt
A
uit je hoofd weten
B
in een slechte bui zijn
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 9 - Quizvraag


van een mug een olifant maken
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 10 - Quizvraag


koek en ei zijn
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het goed tussen die twee
D
maken van niets een groot probleem

Slide 11 - Quizvraag

Uit de hand lopen.
A
Te ver gaan.
B
Zich scherp en vinnig verweren.
C
Erg lang duren.

Slide 12 - Quizvraag

timer
8:00

Slide 13 - Tekstslide

Aan het werk

Cursus 4
Paragraaf 2
Opdr. 1, 2, 3

Slide 14 - Tekstslide