K4 Veranstaltungen
1 / 36
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Veranstaltungen
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Die Veranstaltung
A
de activiteit
B
het evenement
Slide 5 - Quizvraag
der Wettkampf
A
de wedstrijd
B
de klimhal
Slide 6 - Quizvraag
der Freizeitpark
A
het zomerkamp
B
het pretpark
Slide 7 - Quizvraag
das Fest
A
feesten
B
het feest
Slide 8 - Quizvraag
der Kochkurs
A
de kookcursus
B
de wedstrijd
Slide 9 - Quizvraag
feiern
A
feesten
B
het feest
Slide 10 - Quizvraag
Schrijf minimaal 3 nieuwe woorden op binnen het Thema Veranstaltungen + vertaling.
Slide 11 - Woordweb
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
de wedstrijd
vieren
de evenementen
Het evenement
ontmoeten
de entree
de bioscoop
der Wettkampf
die Veranstaltung
treffen
die Veranstaltungen
das Kino
der Eintritt
feiern
Slide 15 - Sleepvraag
Slide 16 - Tekstslide
1) Wohin gehen die Menschen beim Karneval?
A
auf die Straße
B
in den Wald
C
in den Keller
D
in die Kirche
Slide 17 - Quizvraag
2) Wer demonstriert am 1. Mai?
A
Christen
B
Kinder
C
Mütter und Frauen
D
Gewerkschaften (Arbeiter)
Slide 18 - Quizvraag
3) Was für ein Feiertag ist der Tag der Deutschen Einheit?
A
Der Muttertag
B
Der Tag der Arbeit
C
Der Nationalfeiertag
D
Ein kirchlicher Feiertag
Slide 19 - Quizvraag
4) Wie viele Kerzen hat ein Adventskrantz?
A
eine Kerze
B
vier Kerzen
C
vierundzwanzig Kerzen
D
dreißig Kerzen
Slide 20 - Quizvraag
5) Auf wen geht der Nikolaustag zurück?
timer
0:45
A
Auf einen König
B
Auf einen Papst
C
Auf den Sohn Gottes
D
Auf einen Heiligen
Slide 21 - Quizvraag
Vat in maximaal 3 Nederlandse zinnen samen waarover de tekst gaat.
Slide 22 - Open vraag
Lidwoorden Duits
Slide 23 - Woordweb
Slide 24 - Tekstslide
... Frau
A
der
B
die
C
das
Slide 25 - Quizvraag
... Kind
A
der
B
die
C
das
Slide 26 - Quizvraag
... Stier
A
der
B
die
C
das
Slide 27 - Quizvraag
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Fertigkeit (vaardigheid)
Vul het juiste lidwoord in:
... Fertigkeit (vaardigheid)
A
der
B
die - vrouwelijk
C
das
D
die - meervoud
Slide 28 - Quizvraag
Lidwoorden: Kies het juiste lidwoord.
... Kaninchen (konijn)
... Kaninchen (konijn)
A
der
B
die
C
das
Slide 29 - Quizvraag
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Montag
Vul het juiste lidwoord in:
... Montag
A
der
B
die - vrouwelijk
C
das
D
die - meervoud
Slide 30 - Quizvraag
Lidwoorden
Vul het juiste lidwoord in:
... Kinder
Vul het juiste lidwoord in:
... Kinder
A
der
B
die - vrouwelijk
C
das
D
die - meervoud
