Écouter et négation HV1 mai 2023

Bonjour!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!

Slide 1 - Tekstslide

Bonjour!

Slide 2 - Tekstslide

Bonjour!
Aujourd'hui:
Aller herhalen
Écouter
La négation

Slide 3 - Tekstslide

Le planning H1G
Jeudi 25 mai: Luistertoets (10%)
Jeudi 8 juin: Taaltaak inleveren (10%)
Toetsweek vanaf 21 juin:
Unité 4 + être, avoir, ww -er, lidwoorden + lezen. (15%)

Slide 4 - Tekstslide

Le planning A1A
Mercredi le 24 mai: Luistertoets (10%)
Mercredi le 7 juin: Taaltaak inleveren (10%)
Toetsweek vanaf 21 juin:
Unité 4 + être, avoir, ww -er, lidwoorden + lezen. (15%)

Slide 5 - Tekstslide

Le planning G1D
Jeudi le 25 mai: Luistertoets (10%)
Jeudi le 8 juin: Taaltaak inleveren (10%)
Toetsweek vanaf 21 juin:
Unité 4 + être, avoir, ww -er, lidwoorden + lezen. (15%)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Aller
Gaan 
Je 
Ik ga
Tu 
Jij gaat
Il / elle  
Hij / zij ga
on 
wij gaan
nous 
wij gaan
vous 
jullie gaan / u gaat
Ils / Elles 
zij gaan
Verbe "Aller" - Apprendre 3, p.142
vas
va
vont
allons
vais
allont
allez
va

Slide 8 - Sleepvraag

Zet in de goede vorm:
Vous (aller) à Lille.
A
vas
B
allons
C
va
D
allez

Slide 9 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
Mon père (aller) à Paris.
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 10 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
Tu (aller) à Eindhoven.
A
vais
B
vas
C
va
D
allons

Slide 11 - Quizvraag

Aller
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 12 - Sleepvraag

Welk werkwoord past in de zin?
Je ... à l'école.
A
vas
B
vont
C
vais
D
va

Slide 13 - Quizvraag

Emilie et Cecile ....
au restaurant
A
vais
B
vont
C
va
D
allons

Slide 14 - Quizvraag

Traduis:
Nous allons au cinéma
A
Wij gaan naar de bioscoop
B
Jullie gaan naar de bioscoop
C
Wij gaan naar de winkel
D
Jullie gaan naar de winkel

Slide 15 - Quizvraag

Traduis:
Tournez à gauche
A
Ga naar rechts
B
Ga naar links

Slide 16 - Quizvraag

Traduis:
Tournez à droite
A
Ga naar rechts
B
Ga naar links

Slide 17 - Quizvraag

Traduis:
Le carrefour
A
Het kruispunt
B
De bakker
C
De supermarkt
D
De bioscoop

Slide 18 - Quizvraag

Franse supermarkten

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Correction
Exercices 10, 11 et 12, page 127.



Fini? Prends ton cahier et ton stylo.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

De ontkenning 

Regarde exercice 13, page 122:





Wat heb je voor antwoord gegeven bij vraag 6?


Slide 23 - Tekstslide

De ontkenning 

In het Nederlands: niet en geen

In het Frans altijd twee woorden: ne..... pas


Ne staat vóór de persoonsvorm

Pas staat direct achter de persoonsvorm

Dus: ontkenning deel 1 + pv + ontkenning deel 2


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

stappenplan

1. Zoek de persoonsvorm

2. Zet ne of n' ervoor en pas erachter.



Slide 26 - Tekstslide

Let op klinkerbotsing!!


j'ai seize ans
je n'ai pas seize ans

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de ontkennende zin van
je regarde la télé?
A
Je regarde ne la télé pas
B
Je ne regarde pas la télé
C
Ne je pas regarde la télé
D
je ne regarde la télé pas

Slide 28 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Vous êtes en France
A
Vous ne êtes pas en France
B
Vous êtes en ne France pas
C
Vous n'êtes pas en France
D
Vous n'êtes en France pas

Slide 29 - Quizvraag

La négation - de ontkenning 
De ontkenningen:
niet, geen       = ne ...... pas
niet meer       = ne ...... plus
nooit                = ne ...... jamais
niets                 = ne .... rien
nog niet          = ne ...... pas encore
        


Slide 30 - Tekstslide

Nooit

Niets

Nog niet

Niet meer

Niet/geen
ne...pas
Ne...jamais
Ne....plus
Ne...pas encore
Ne....rien

Slide 31 - Sleepvraag

Elle a une glace au chocolat?
A
Non, elle n'a pas de glace
B
Non, elle a une ne glace pas

Slide 32 - Quizvraag

Vous avez beaucoup de devoirs?
A
Nous avons ne beaucoup pas de devoirs
B
Vous n'avez pas de devoirs
C
Vous avez beaucoup de ne devoirs pas
D
Nous n 'avons pas beaucoup de devoirs

Slide 33 - Quizvraag

Tu aimes le foot?
A
Non, j'aime pas le foot
B
Non, je n'aime pas de foot
C
Non, je ne aime pas le foot
D
Non, je n'aime pas le foot

Slide 34 - Quizvraag

maak de zin ontkennend:
Le prof est sympa.
A
Le ne prof est pas sympa
B
Le prof ne pas sympa
C
Le prof est pas sympa
D
Le prof n'est pas sympa

Slide 35 - Quizvraag

Tu comprends la négation?
A
Oui
B
Non
C
Un peu

Slide 36 - Quizvraag

Au travail
Fais exercices 16A, 16B et 16C, pages 123 et 124.



Fini? Apprendre 1, 2, 3, 4, 5 sur Quizlet

Slide 37 - Tekstslide

Au revoir!

Slide 38 - Tekstslide