VB Co semester 4 kenniskompas

VB Co semester 4 kenniskompas

Observeren
Agressie
Crisissituaties
Conflicthantering
Overleg



1 / 84
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 84 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

VB Co semester 4 kenniskompas

Observeren
Agressie
Crisissituaties
Conflicthantering
Overleg



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is observeren?
A
Bewust waarnemen met als doel informatie verzamelen
B
Doelgericht waarnemen met als doel informatie verzamelen
C
Bewust en doelgericht waarnemen
D
Bewust en doelgericht waarnemen met als doel informatie verzamelen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij observeren is het moeilijk om objectief te observeren
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maaike werkt als maatschappelijk medewerker in die verslavingszorg. De meeste cliënten komen alleen overdag naar het centrum, maar een aantal verslaafden slaapt er ook. Daarvoor is een speciale woongroep ingericht. Als een verslaafde op de woongroep komt, wordt hij eerst geobserveerd. Dit keer doet Maaike dat. Ze gebruikt een standaard formulier voor de observatie. Welke manier van observeren gebruikt Maaike hier?
A
Contextuele observatie
B
Protocollaire observatie
C
Vrije observatie
D
Interval observatie

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke observatietechniek is dit?
A
Participerend observeren
B
Niet participerend observeren

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke observatietechniek is dit?
A
Participerend observeren
B
Niet participerend observeren

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het op wisselende tijden observeren met je observatiedoel en observatievragen is een ...
A
Contextuele observatie
B
Gestructureerde observatie
C
Intervalobservatie
D
Protocolobservatie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je begint je dienst bij een dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. Er ligt een formulier klaar waarop precies staat waar jij op moet letten die dag. Welk observatiemethode gebruik je?
A
Protocollaire observatie
B
Contextuele observatie
C
Gestructureerde observatie
D
Intervalobservatie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Stel: jullie gaan een collega observeren hoe vaak hij/zij in een gesprek samenvat. Welke observatiemethode gebruik je dan?
A
Protocollaire observatie
B
Contextuele observatie
C
Intervalobservatie
D
Gestructureerde observatie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens een contextuele observatie let je op:
A
De omgeving van een cliënt
B
De cliënt zelf

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je werkt op een groep voor kinderen met een verstandelijke beperking. De ouders van Bo (3 jaar oud) hebben gevraagd of jij vandaag wilt bijhouden hoeveel zij drinkt. Welke vorm van observatie ga je doen?
A
Vrije observatie
B
Gestructureerde observatie
C
Contextuele observatie
D
Protocollaire observatie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk observatie methode is onjuist?
A
vrije observatie = subjectief waarneembare gedrag
B
gestructureerde observatie = gedrag in getallen uitgedrukt
C
contextuele observatie = observeer je de omgeving
D
intervalobservatie = gedrag op wisselende tijden

Slide 12 - Quizvraag

subjectief moet zijn objectief waarneembaar gedrag
Hoe heet de manier van observeren waar je ook let op de omgeving en mensen rondom de cliënt?
A
Event sampling
B
Protocollaire observatie
C
Contextuele observatie
D
Interval observatie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke observatie worden resultaten uitgedrukt in getallen?
A
Contextuele observatie
B
Gestructureerde observatie
C
Intervalobservatie
D
Vrije observatie

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke observatie observeer je op wisselende tijden?
A
Contextuele observatie
B
Gestructureerde observatie
C
Intervalobservatie
D
Vrije observatie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Welke methode kun je het beste toepassen wanneer de observatievragen nog niet concreet zijn?
A
Vrije observatie
B
Gestructureerde observatie
C
Intervalobservatie
D
Contextuele observatie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Observeren verschilt van waarnemen. Observeren is namelijk:
A
Doelgericht
B
Niet gericht
C
Altijd objectief

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je observeert op verschillende tijden is
A
Contextuele observatie
B
Gestructureerde observatie
C
Intervalobservatie
D
Protocollaire observatie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Participerend observeren betekent: Tegelijkertijd kwantitatief observeren als kwalitatief observeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VB Co semester 4 kenniskompas

Observeren
Agressie
Crisissituaties
Conflicthantering
Overleg



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agressie:

Wat is agressie?
Welke soorten agressie zijn er?


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afweermechanismen 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

• Kalm blijven.
o Voor jezelf: om te blijven nadenken, de juiste beslissingen te nemen en de juiste dingen te doen die dat crisismoment van je vraagt.
o Voor cliënten: dat ze adequaat worden opgevangen en de juiste informatie en instructie krijgen.
• Flexibel zijn.
Een crisis is geen vaststaande situatie en vraagt flexibiliteit, zodat je kunt inspelen op wat dat moment van jou en je cliënten gevraagd wordt. 
• Doorgaan met gewone werkzaamheden.
Gewone werkzaamheden gaan door, soms noodzakelijk bijvoorbeeld bij persoonlijke verzorging van een cliënt of maaltijdverzorging. Ook is het wenselijk voor cliënten,
• Prioriteiten stellen.
Doe de juiste dingen op het juiste moment in de juiste volgorde. Dat betekent naast het ongewone van de crisis ook het gewone laten doorgaan. Het komt erop aan dat je taken en aandacht voor wat nodig is met je collega’s verdeelt.



Basisprincipes omgaan met crisis:
 
1. Vraag assistentie
2. Laat dagelijkse routines doorgaan
3. Grijp in aan het begin van een gedragsketen.
4. Zorg voor de veiligheid van jezelf en anderen.
5. Maak duidelijk wat het aandeel van de cliënt is in het probleem, maar help hem ook om het op te lossen.




Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is agressie?
A
Agressie is grensoverschrijdend met als doel de ander te benadelen.
B
Agressie is alleen iets kapot maken
C
Agressie is een handeling en geen gedraging
D
Agressie heeft als doel de ander te benadelen.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is frustratie agressie?

A
Hierbij uit een persoon zijn ongenoegen
B
Het bewust gebruiken van agressie om een bepaald doel te bereiken
C
Onvoorspelbaar en snel gewelddadig
D
Snel en onverwacht tonen van oplopende emoties

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is instrumentele agressie
A
Snel en onverwacht tonen van oplopende emoties
B
Hierbij uit een persoon zijn ongenoegen
C
Het bewust gebruiken van agressie om een bepaald doel te bereiken
D
Onvoorspelbaar en snel gewelddadig

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten agressie
A
Frustratie agressie
B
Instrumentele agressie
C
Pathologische agressie
D
Boosheid agressie

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Primaire agressie is agressie die ontstaat als gevolg van een frustrerende situatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

kenmerken van pathologische agressie
A
heel voorspelbaar
B
geen schaamte gevoel
C
bewust
D
onvoorspelbaar

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke soorten van agressie heb je?
A
frustratie agressie
B
frustratie agressie en instrumentele agressie
C
frustratie agressie, instrumentele agressie en pathologische agressie
D
anatomische agressie en fysieke agressie

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Frustratie agressie verwijst naar het bewust gebruiken van agressie om een bepaald doel te bereiken

A
Waar
B
Niet Waar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vluchten, vechten en bevriezen bij agressie is een :
A
professionele reactie
B
instinctieve reactie
C
emotionele reactie
D
directieve reactie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een brand op de afdeling is een typisch voorbeeld van:
A
Persoonlijke crisis
B
Organisatiecrisis
C
Psychotrauma

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ernstige, plotselinge verstoring van het dagelijks leven als gevolg van een emotioneel ingrijpende gebeurtenis noemen we
A
Persoonlijke crisis
B
Organisatie crisis

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een persoonlijke crisis is
A
Overlijden van een dierbare
B
Slachtoffer zijn van een ongeval
C
Schade voor de organisatie
D
A en B zijn juist

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Crisissituaties voorkomen:
Het is belangrijk om alert te zijn en crisissituaties tijdig te signaleren
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Crisissituaties voorkomen:
Preventie van crisissituaties richt zich op het voorkomen van erger en het voorkomen van herhaling.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een afweermechanisme om je te beschermen tegen emotionele problemen ?
A
regressie
B
verdringing of ontkenning?
C
projectie
D
alle drie genoemde antwoorden

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ... overleg is een formeel overleg waarbij diverse (multi-) disciplines betrokken zijn.
A
WGBO
B
MDN
C
MDO
D
CIS

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Interdisciplinair overleg is overleg tussen maximaal twee verschillende disciplines.
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een multidisciplinair overleg en een interdisciplinair overleg?
A
Bij multidisciplinair overleg werken zorgprofessionals samen binnen één discipline, terwijl bij interdisciplinair overleg verschillende disciplines samenwerken.
B
Bij multidisciplinair overleg werken zorgprofessionals samen zonder betrokkenheid van een verpleegkundige, terwijl bij interdisciplinair overleg een verpleegkundig e de leiding heeft.
C
Bij multidisciplinair overleg werken verschillende disciplines samen, terwijl bij interdisciplinair overleg een verpleegkundige de andere disciplines betrekt bij het zorgproces.
D
De volgorde van werkzaamheden. Bij multidisciplinair samenwerken, voeren de disciplines werkzaamheden vaak na elkaar uit (eerst de arts, dan de vp). Bij interdisciplinaire wordt er meer 'naast' elkaar gewerkt, meer overleg.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Einde
succes met de laatste loodjes!


Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 58 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 59 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 60 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 62 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 63 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 64 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 65 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 66 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 67 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 68 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 69 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 70 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 71 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 72 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 73 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 74 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afweermechanismen 

Slide 75 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 76 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 77 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 78 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 79 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 80 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 81 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 82 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 83 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 84 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies