Periode 3.1: Beeldspraak en stijlfiguren

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Periode 4

Fictie

Leesopdracht

Blok 4

Je weet bij welk genre een boek hoort

Je maakt kennis met 'beeldspraak'

Je weet hoe spanning in een verhaal wordt opgebouwd

Je weet wat de 'setting' in een verhaal is

Je weet wat bedoeld wordt met 'thema' en 'motief'

Verschillende soorten beeldspraak

Vergelijking: Je tuin ziet eruit als een wildernis.

                           Je tuin is een wildernis.

Metafoor: Wat een zwijnenstal is het hier!

Personificatie: De bomen fluisteren zachtjes zijn naam.

Vergelijkingen 

Met 'als':
Zo trots als een pauw 

Zo sterk als een beer

Zonder 'als': 
Onze school: een doolhof voor de nieuwe docent
Je kamer is een zwijnenstal

Metafoor

Bij die biljartbal heeft de kapper niets te doen.

Ik ga op mijn stalen ros naar de stad.

Dat is een storm in een glas water. 

Personificatie

De toekomst lacht ons toe.

Een eigenwijze computer.

De wind fluistert in mijn oor. 

Aan de slag

* (Lees de theorie bij de opdrachten nog eens door)
* Maken: Blok 2 Fictie opdracht 3.1, 3.3 en 3.4

* Maken: Blok 2 Fictie opdracht 4.1 a-h 

* Maken: Blok 2 Fictie opdracht 5.1

* Lees in je boek