H2C - P2 - week 6 - les 2 - Leesvaardigheid H17 en 18 en H5

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
takkenl@farel.nl
Aanwezig op: maandag, dinsdag, woensdag en vrijdag (SWS)

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom
- Lezen
- Aan de slag met H17 en H18
- Korte presentaties over deze hoofdstukken
- Opdrachten bij de hoofdstukken


Doel:
- Je herkent de inleiding, het middenstuk en het slot van een tekst en kunt functiewoorden aan de alinea's verbinden.
- Je herkent verbindingswoorden en je kunt de verbinding aangeven die ze maken.
Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
timer
15:00
Leg je huiswerk open op tafel neer (H17/H18 keuzeopdrachten)

Slide 3 - Tekstslide

- Minimaal 4 opdrachten hiervan  gekozen:
H17 - 1, 2, 3, 6 en 7
H18 - 2, 3, 4, 5, 8 en 9

Je hebt het (online) nagekeken.

Welke opdrachten moeten we nog verder bespreken?

Huiswerk bespreken - H17 en 18

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kun je functiewoorden het beste omschrijven? (gebruik max twee zinnen)

Slide 5 - Open vraag

Functiewoorden - geven aan wat je van een alinea kunt verwachten. 

Vindplaats: Vaak in de eerste zin van een alinea. Soms moet je het er ook zelf bij bedenken

Voorbeelden: Aanleiding, voorbeeld, afweging, anekdote, argument, constatering, definitie, gevolg, nuancering, oplossing, verklaring. 

Lezen - H17 - functiewoorden

Slide 6 - Tekstslide

Zin 1: Er was vorig jaar veel sneeuw gevallen.

Zin 2: Sommige basisscholen konden toen niet open.
Wat hebben deze zinnen met elkaar te maken?

Slide 7 - Tekstslide

Zin 1: Er is vorig jaar veel sneeuw gevallen

Zin 2: Sommige basisscholen konden toen niet open. 

Oorzaak en gevolg
- Er is vorig jaar veel sneeuw gevallen, 
daardoor konden sommige scholen niet open.
- De scholen konden niet open doordat er zoveel sneeuw gevallen is.
Wat hebben deze zinnen met elkaar te maken?

Slide 8 - Tekstslide

Welk woord past het beste?

Het is koud, .... heb ik mijn thermokleren aangetrokken
A
want
B
en
C
dus
D
maar

Slide 9 - Quizvraag

Welk verband zit er tussen deze twee zinnen?

Het is koud, dus heb ik mijn thermokleren aangetrokken
A
reden
B
opsomming
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord past het beste?

Ik hou van zoete dingen,
... de Kaisersmarren die ik gisteren gemaakt heb.
A
dus
B
zoals
C
omdat
D
daardoor

Slide 11 - Quizvraag

Welk verband zit er tussen deze twee zinnen?

Ik hou van zoete dingen,
... de Kaisersmarren die ik gisteren gemaakt heb.
A
reden
B
opsomming
C
voorwaarde
D
toelichting (voorbeeld)

Slide 12 - Quizvraag

Opdracht:
- Onderzoek in je groepje het onderwerp dat je gekregen hebt. 
- Maak daar een korte presentatie van, waar alles instaat dat de klas moet weten voor de toets. 
- Geef de presentatie in een klein groepje, waarin van elk onderwerp iemand zit. 

- Hoe kun je dit zo duidelijk mogelijk uitleggen?
- Welke termen moet de klas onthouden?
- Bedenk een korte oefening, waardoor de klas jullie onderwerp snel onder de knie krijgt.
Lezen - H17 en 18 - 
functie- en  verbindingswoorden

Slide 13 - Tekstslide

Verdeling:

Groep 1 , 2 en 3:  Opbouw van een tekst en de rol van functiewoorden hierin (H17)
Groep 4, 5 en 6: De rol van verbindingswoorden in een tekst. Waarom gebruiken schrijvers ze?
Groep 7, 8 en 9: Herkennen van verbindingen en verbindingswoorden. 
Lezen - H17 en 18 - 
functie- en  verbindingswoorden

Slide 14 - Tekstslide

Maak een korte presentatie, die elk groepslid gaat geven in een klein groepje. 

Groep 1 , 2 en 3:  Opbouw van een tekst en de rol van functiewoorden hierin (H17)
Groep 4, 5 en 6: De rol van verbindingswoorden in een tekst. Waarom gebruiken schrijvers ze?
Groep 7, 8 en 9: Herkennen van verbindingen en verbindingswoorden. 
Lezen - H17 en 18 - 
functie- en  verbindingswoorden
- Hoe kun je dit zo duidelijk mogelijk uitleggen?
- Welke termen moet de klas onthouden?
- Bedenk een korte oefening, waardoor de klas jullie onderwerp snel onder de knie krijgt.
timer
18:00

Slide 15 - Tekstslide

Maak een korte presentatie, die elk groepslid gaat geven in een klein groepje. 

Groep 1 , 2 en 3:  Opbouw van een tekst en de rol van functiewoorden hierin (H17)
Groep 4, 5 en 6: De rol van verbindingswoorden in een tekst. Waarom gebruiken schrijvers ze?
Groep 7, 8 en 9: Herkennen van verbindingen en verbindingswoorden. 
Lezen - H17 en 18 - 
functie- en  verbindingswoorden
- Hoe kun je dit zo duidelijk mogelijk uitleggen?
- Welke termen moet de klas onthouden?
- Bedenk een korte oefening, waardoor de klas jullie onderwerp snel onder de knie krijgt.
Presenteren:

Je krijgt een nummer van 1 t/m 9. 
Alle gelijke nummers zoeken elkaar op.

Je presenteert in die kleine groep wat je onderzocht hebt.  
Als je toehoorder bent, maak je aantekeningen.

Elk onderwerp komt aan de beurt.
timer
20:00

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het verband?

Slide 17 - Tekstslide

Maak via pixton een strip,
waarin je heel duidelijk 
laat zien wat het verband 
is tussen de afbeeldingen.

Volledige opdracht is
opdracht 10 (H18)

Strip (met verbinding tussen de plaatjes) maken!

Slide 18 - Tekstslide

Aan welke termen denk je bij taalkundig ontleden?

Slide 19 - Woordweb

Taalkundig ontleden
Taalkundig ontleden
Redekundig ontleden

Slide 20 - Tekstslide

Welke woordsoorten heb je vorig jaar geleerd?
Woordsoorten MHV1

Slide 21 - Tekstslide

- Maak de oefening op het blad zo goed mogelijk.
- Probeer elk woord dat in de zin staat te benoemen.

Doel:
Ontdekken hoeveel je nog weet van vorig jaar en waar je nog mee moet oefenen


Diagnostische oefening woordsoorten
timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de functie van een bijwoord in een zin? 
Een bijwoord geeft extra informatie bij een ander woord dan een zelfstandig naamwoord.
Diagnostische oefening woordsoorten

Slide 23 - Tekstslide

Noteer en benoem van onderstaande zinnen alle zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, voorzetsels en voornaamwoorden. 
 
a De lamp in de verste hoek van de kamer is kapot.
De (=lw)                                de (=lw)
lamp (=zsnw)                       kamer (=zsnw) 
in (=vz)                                   is  (= ww)
de (=lw)                                 kapot (=bvnw)
verste (=bvnw) 
hoek (=zsnw) 
van (=vz) 
 

Diagnostische oefening woordsoorten

Slide 24 - Tekstslide

Noteer en benoem van onderstaande zinnen alle zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, voorzetsels en voornaamwoorden.
 
b Die grote is voor mijn zusje, ik neem deze kleine bonbon wel.
 Die (=vnw)                               deze (=vnw)
grote (=zsnw)                           kleine (=bvnw) 
is = (ww)                                    bonbon (=zsnw)
voor (=vz)                                   wel (=bw)
mijn (=vnw) 
zusje (=zsnw), 
ik (=vnw) 
neem  (= ww )


 

Diagnostische oefening woordsoorten

Slide 25 - Tekstslide

Noteer en benoem van onderstaande zinnen alle zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, voorzetsels en voornaamwoorden. 
 
c Soms krijg ik van typen last van mijn pols.
Soms (=bw)                                mijn (=vnw)
krijg = ww                                   pols (=zsnw).
ik (=vnw) 
van (=vz) t
ypen (=zsnw) 
last (=zsnw) 
van (=vz) 


 

Diagnostische oefening woordsoorten

Slide 26 - Tekstslide

Hoe goed heb jij de woordsoorten onder de knie?
011

Slide 27 - Poll

Kies wat je gaat doen:  
1.  Maak opdracht 1 t/m 4 van H5 zelfstandig  
2. Maak opdracht 1 t/m 4 klassikaal - aan de raamkant van de klas.

Tip:
Op pagina 186 van je boek staan de woordsoorten nog veel 
uitgebreider aan bod. Gebruik deze pagina!


Wanneer: Deze les en anders huiswerk.


Aan de slag

Slide 28 - Tekstslide