Fictie en poëzie les 5

Fictie en Poëzie
Nederlands
VWO 2
Les 5
P1 2019-2020
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fictie en Poëzie
Nederlands
VWO 2
Les 5
P1 2019-2020

Slide 1 - Tekstslide

terugblik
...Je kunt beeldspraak en stijlfiguren herkennen en benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Hij heeft zijn ijzers al ondergebonden en is klaar voor de schaatstocht.
timer
0:10
A
vergelijking
B
metafoor
C
metonymia

Slide 3 - Quizvraag

Hij is een bekende van de politie.
timer
0:10
A
metafoor
B
eufemisme
C
understatement

Slide 4 - Quizvraag

Toen hij dat geluid hoorde, greep de angst hem bij de keel.
A
personificatie
B
metafoor
C
metonymia

Slide 5 - Quizvraag

Ik heb wel een eeuw op je staan wachten!
A
understatement
B
hyperbool
C
eufemisme

Slide 6 - Quizvraag

Wil je nog een glaasje?
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie

Slide 7 - Quizvraag

Met lood in zijn schoenen begon hij de wedstrijd.
A
metonymia
B
metafoor
C
personificatie

Slide 8 - Quizvraag

De leraar gedroeg zich als een dictator.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 9 - Quizvraag

'Ik doe dat wel even',zei de man toen hij het brandende huis in rende om zijn kinderen te redden
A
hyperbool
B
understatement
C
vergelijking

Slide 10 - Quizvraag

Na een lange lijdensweg ging hij heen.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 11 - Quizvraag

vooruitblik
Aan het einde van les weet je wat de kenmerken zijn van gedichten.

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken van gedichten
Uiterlijke vorm:
- regels zijn kort
- veel wit om de regels heen

Kenmerken die je vaak tegenkomt:
- sommige woorden hebben meerdere betekenissen
- sommige worden herhaald
- opbouw in strofen

Slide 13 - Tekstslide

kenmerken die je soms tegekomt
- woorden aan het einde van de regels rijmen. 
- de klank is belangrijk. 

Slide 14 - Tekstslide

Strofebouw
Strofe = 

Een gedicht bestaat uit versregels. De versregels die in groepjes bij elkaar staan noem je een strofe. 

In andere woorden: alinea's van een gedicht. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Uit hoeveel strofes bestaat het gedicht
'Mama, waar heb je het geluk gelaten?'

Slide 17 - Open vraag

binnenrijm


Binnenrijm: Als woorden die in dezelfde regel staan op elkaar rijmen.


vb. Het is fijn om in de trein te zijn met Annemijn

Slide 18 - Tekstslide

eindrijm


Eindrijm: Als woorden die in aan het eind van een regel staan op elkaar rijmen.


vb. Het is leuk in de trein

 met mijn vriendin Annemijn

Slide 19 - Tekstslide

Rijmschema
Van het eindrijm kun je een rijmschema maken.

  • Je geeft elke rijmklank een nieuwe letter. De klank in de eerste regel a, de volgende klank b, etc.

Slide 20 - Tekstslide

Rijmschema AAAA
(slagrijm)


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Welk rijmschema herken je in dit gedicht?

Het is een mooi verhaal, en waar.
Ik ga het u vertellen, luister maar.
Het is avond, en al laat
Als Keizer Karel slapen gaat.
A
Gepaard rijm
B
Slagrijm
C
Gekruist rijm
D
omarmend

Slide 26 - Quizvraag

Welk rijmschema herken je in dit gedicht?

Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duytschen bloet,
Het vaderlandt getrouwe
Blijf ick tot inden doet.
A
Gekruist rijm
B
Omarmend rijm
C
Vader rijm
D
Gebroken rijm

Slide 27 - Quizvraag

A.
Sint liep te denken
Wat moest hij jou schenken
Een boek of een bon
Of een flesje lotion?
B.
Sint liep te denken,
Een boek of een bon
Of een flesje lotion,
Wat moest hij jou schenken?
C.
Sint liep te denken
Een boek of een bon
Wat moest hij jou schenken
Een flesje lotion?


gepaard rijm


omarmd rijm


gekruist rijm


abab


aabb


abba

Slide 28 - Sleepvraag

Aan de slag!
Ga op zoek naar gedichten op internet. 
Kijk of je bij elk rijmschema er een kunt vinden.
Kies een gedicht uit die je aanspreekt en zet deze in een word- bestand.

Slide 29 - Tekstslide