Hoofdstuk 3 en 4: argumentatie

Leesvaardigheid
Argumentatie
H3 en H4
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid
Argumentatie
H3 en H4

Slide 1 - Tekstslide

Doelen:
  • Ik kan vertellen wat het standpunt en wat het argument in een korte tekst is. 
  • Ik kan het verschil tussen een feitelijk en een waarderend argument uitleggen. 
  • Ik kan het verschil tussen een enkelvoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumentatie uitleggen.
  • Ik kan redeneringen onderbrengen in een blokjesschema.  

Slide 2 - Tekstslide

Lezen Hst. 3: 
Argumentatie (1)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het standpunt? En wat het argument?
  1. Je moet je warm aankleden vandaag, want de temperatuur
    komt niet boven nul. 
  2. Zwolle is een geweldige stad met veel horeca. Het is dus logisch dat er zoveel toeristen op afkomen.
  3. Die film over het Amazonegebied lijkt me echt wat voor jou. Jij bent immers dol op natuurfilms.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het standpunt? En wat het argument?
  1. Je moet je warm aankleden vandaag, want de temperatuur
    komt niet boven nul. 
  2. Zwolle is een geweldige stad met veel horeca. Het is dus logisch dat er zoveel toeristen op afkomen.
  3. Die film over het Amazonegebied lijkt me echt wat voor jou. Jij bent immers dol op natuurfilms.

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden

Standpunten en argumenten kun je vaak herkennen aan signaalwoorden


Ik vind ...  -  ik ben van mening ...  - daarom - kortom 


want - omdat - immers - dat blijkt uit 



Slide 6 - Tekstslide

Soorten argumenten (1)
  • Een feitelijk argument kun je controleren: het is waar of het is niet waar.
  • Zo'n argument heeft geen verdere ondersteuning nodig.

Voorbeelden:
Jullie zitten met 30 leerlingen in de klas. (X)
De TTS staat in Groningen.

Slide 7 - Tekstslide

Soorten argumenten (2)
  • Een waarderend argument kun je niet controleren. 
  • Dit is wat iemand zelf ergens van vindt: een mening.

Voorbeeld:
Dinsdag is mijn lievelingsdag, want dan geef ik les aan 3HA: de gezelligste klas van de TTS.

Slide 8 - Tekstslide

Standpunt: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan.
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Reizen met het OV is veel rustiger.
Het OV is goedkoper dan de auto.

Slide 9 - Sleepvraag

Standpunt: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken.
Maastricht heeft een gezellige binnenstad.

Slide 10 - Sleepvraag

Kortom:

  • Een feitelijk argument hoeft niet onderbouwd te worden.
  • Over een waarderend argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

VB: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger .

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 11 - Tekstslide

Lezen Hst. 4: 
Argumentatie (2)

Slide 12 - Tekstslide

3 vormen van argumentatie
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie
  3. Onderschikkende argumentatie

Slide 13 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 14 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie onderbouw je je standpunt met meerdere argumenten. 

Slide 15 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 16 - Tekstslide

Even testen...

Slide 17 - Tekstslide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

De TTS is een sportieve school. De leerlingen doen allemaal aan sport.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 19 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 20 - Quizvraag

De TTS is een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 21 - Quizvraag

tegenargument /
weerlegging

Slide 22 - Woordweb

Standpunt? Argumenten?
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen. Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter. Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand.

Slide 23 - Tekstslide

Let op de signaalwoorden
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen. Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter. Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand.

Slide 24 - Tekstslide

Dus:
Het is fijn dat de aarde opwarmt (standpunt), want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor).
Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (tegenargument).
Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 25 - Tekstslide

Evaluatie

Slide 26 - Tekstslide

Ik kan verschillende argumenten in een alinea vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Ik kan verschillende soorten argumenten benoemen
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll