Rekenen blok 2B week 2 les 3

Blok 2B week 2 les 3
Doe je boek open op bladzijde 28. 

Deze presentatie helpt je door de les heen. Lees zelf de opdrachten in het boek en de slides die hierbij horen.

Het is zoveel mogelijk gedaan op de manier zoals jullie het normaal ook krijgen in de les.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Blok 2B week 2 les 3
Doe je boek open op bladzijde 28. 

Deze presentatie helpt je door de les heen. Lees zelf de opdrachten in het boek en de slides die hierbij horen.

Het is zoveel mogelijk gedaan op de manier zoals jullie het normaal ook krijgen in de les.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert wisselgeld teruggeven.
  • Je leert rekenen met inhoudsmaten met en zonder komma.

Slide 2 - Tekstslide

Som 1
Deze som gaat over wisselgeld. In de volgende twee slides zie je welke euro munten en biljetten er allemaal zijn. 
Vind je het lastig uit je hoofd? Vraag aan je ouders of zij euromunten en biljetten thuis hebben waar je mee kan rekenen. Zo niet, dan kan je ze altijd zelf tekenen (en eventueel uitknippen).

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Som 1
a. Bij som a moet je kijken hoeveel euro hij nog moet sparen. 
30 - 17 = €13,- Hoeveel €0,20 zijn dit? Er passen 5 x €0,20 cent in €1,00. Dus in €2,00 passen dan 10 x €0,20. Enzovoorts. Hoeveel x €0,20 past dan in €13,00?
b. Als je zo gepast mogelijk betaalt, dan betaal je met zo weinig mogelijk munten/biljetten.

Slide 6 - Tekstslide

In het volgende filmpje krijg je eerst een korte introductie over liters. Daarna wordt uitgelegd hoe je kunt rekenen met kommagetallen. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Hier zie je het rijtje van inhoudsmaten (liters). Hou deze bij de hand tijdens de les!

Slide 9 - Tekstslide

Som 2
a. Om erachter te komen in welke verpakking het meeste zit, moet je ze allemaal omrekenen naar dezelfde maat. Je kan kiezen uit: liters, deciliters, centiliters en milliliter. Ik kies bij de eerste bijvoorbeeld milliliter.
Van liter naar milliliter zijn 3 stapjes, dus de komma verschuift 3 stapjes naar rechts: 0,015 l       0,15 dl        1,5 cl         15 ml. De tweede afbeelding staat al in ml: 375 ml. De derde weer van liter naar milliliter: 0,8 l        8 dl         80cl       800ml. De vierde afbeelding is 8 ml. 
Dus links naar rechts: 15 ml. 375 ml. 800 ml. 8 ml. Dus in de grote inkt (0,8 l) zit het meest.

Slide 10 - Tekstslide

Som 3
a. In pan 1 zit 0,75 L en in pan 3 zit 3 L. Dus eigenlijk: hoe vaak past 0,75 in 3? Twee pannen van 0,75 L is 1 ,5 L. Drie pannen van 0,75 L is 2,25 L. Vier pannen van 0,75 L is 3 L. In totaal past de inhoud van pan 1 dus 4 x in 0,75. Ja de pan is dan vol.
 
De som is dus eigenlijk:
0,75 x 4 = 3 L

Slide 11 - Tekstslide

De kinderen die aan de slag kunnen, mogen opdracht 1, 2 en 3 uit het lesboek en som 4 en 5 uit het werkboek (blz. 43) gaan maken. Hierna komt de extra uitleg (deze is in ieder geval voor de kinderen die normaal vooraan zitten bij de les).

Slide 12 - Tekstslide

Extra instructie som 2 
b. Ook deze reken ik eerst om naar dezelfde maat. Je mag zelf kiezen welke maat je neemt. Ik kies nu voor deciliter.
De inkt blijft 1 dl. Van milliliter naar deciliter zijn 2 stapjes naar links, dus de komma gaat 2 keer naar links. 630 ml      63,0 (of 63) cl         6,30 (of 6,3) dl. 
De derde is al 4,5 dl. De vierde weer ml naar dl: 375 ml       37,5 cl        3,75 dl. 
De laatste is van liter naar deciliter, dat is 1 stap naar rechts, dus de komma gaat 1 stap naar rechts: 0,75 l         7,5 dl
Dus van links naar rechts: 1 dl. 6,3 dl. 4,5 dl. 3,75 dl. 7,5 dl. In de inkt zit dus het minst

Slide 13 - Tekstslide

Extra instructie som 3
b. kijk naar de uitleg van a op slide 11. Je moet wel 125 ml eerst even omrekenen naar l: 3 stapjes naar links, dus de komma gaat drie stapjes naar links: 125 ml       12,5 cl         1,25 ml        0,125 l. Hoe vaak past 0,125 l in 8 l? Dus 8 x ..?..  = 0,125 l 
c. Hier zijn meerdere mogelijkheden. Kies een pan uit. Reken uit hoe vaak deze in 8 liter past en hoeveel er eventueel nog over blijft.

Slide 14 - Tekstslide

Extra instructie werkboek 4
4a+b. Als je alle maten eerst omrekent naar 1 maat, dan kun je zien welke het grootste is en waarbij hoort. Ik kies voor centiliters. Kijk hoeveel stapjes het naar links of naar rechts is, zo vaak verplaatst de komma ook die richting op. Zet het nieuwe getal er even onder in je werkboek.
450 ml                                     45 cl      (1 stapje naar links)
375 ml                                      37,5 cl   (1 stapje naar links)
                                                    20 cl 
0,125 l             1,25 dl             12,5 cl   (2 stapjes naar rechts)
                                                   100 cl
2 1/4 (=2,25) dl                      22,5 cl   (1 stapje naar rechts)
1,5 l                 15 dl                 150 cl      (2 stapjes naar rechts)
Nu kan je makkelijk zien wat de grootste en de kleinste maat is en waar het bij hoort.

Slide 15 - Tekstslide

Extra instructie werkboek 5
5a+b. Hier doe je eerst hetzelfde als bij opdracht 4: Je rekent alles om naar dezelfde maat. Je wilt samen 1 liter hebben, dus het is handig als je alles omrekent naar liters.  Als ik dat gedaan heb, dan kies ik twee getallen uit die samen 1 liter zijn, zoals:

0,58 l + 0,42 l = 1 l.

Slide 16 - Tekstslide

Je maakt: 
  • Opdracht 1
  • Opdracht 2 (a+b staan al in de presentatie)
  • Opdracht 3 (a staat al in de presentatie)
  • Opdracht 4 en 5 uit je werkboek (blz. 43)
Als je er niet uitkomt, stel gerust je vragen even op Teams.
Succes!

Slide 17 - Tekstslide