familie, tweetekenklanken, hoe gaat het, letter/woord/zin.
1 / 30
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
We hebben een kind. het is een jongen. Het is onze .....
A
broer
B
zus
C
zoon
D
dochter
Slide 2 - Quizvraag
We hebben een kind. het is een meisje. Het is onze .....
A
broer
B
zus
C
zoon
D
dochter
Slide 3 - Quizvraag
De zus van je vader of moeder is je .....
A
oom
B
tante
C
oma
D
opa
Slide 4 - Quizvraag
De broer van je vader of moeder is je .....
A
oom
B
tante
C
oma
D
opa
Slide 5 - Quizvraag
De vader van je vader of moeder is je ....
A
opa
B
oma
C
tante
D
oom
Slide 6 - Quizvraag
De moeder van je vader of moeder is je ....
A
opa
B
oma
C
tante
D
oom
Slide 7 - Quizvraag
De zus van je vader of moeder is je ....
A
opa
B
oma
C
tante
D
oom
Slide 8 - Quizvraag
De broer van je vader of moeder is je ....
A
opa
B
oma
C
tante
D
oom
Slide 9 - Quizvraag
De kinderen van je kinderen zijn je ...
A
neven
B
nichten
C
kleinkinderen
Slide 10 - Quizvraag
De kinderen van je broer of zus zijn je ....
A
nichten en neven
B
kleinkinderen
Slide 11 - Quizvraag
De kinderen van je oom en tante zijn je ....
A
nichten en neven
B
kleinkinderen
Slide 12 - Quizvraag
De vrouw van je broer is je ....
A
schoonzus
B
zwager
Slide 13 - Quizvraag
De man van je zus is je ....
A
schoonzus
B
zwager
Slide 14 - Quizvraag
het touw
A
korte klank
B
lange klank
C
tweetekenklank
Slide 15 - Quizvraag
wij
A
korte klank
B
lange klank
C
tweetekenklank
Slide 16 - Quizvraag
de straat
A
korte klank
B
lange klank
C
tweetekenklank
Slide 17 - Quizvraag
het dak
A
korte klank
B
lange klank
C
tweetekenklank
Slide 18 - Quizvraag
de trein
A
korte klank
B
lange klank
C
tweetekenklank
Slide 19 - Quizvraag
de fiets
A
korte klank
B
lange klank
C
tweetekenklank
Slide 20 - Quizvraag
de bal
A
korte klank
B
lange klank
C
tweetekenklank
Slide 21 - Quizvraag
de vis
A
korte klank
B
lange klank
C
tweetekenklank
Slide 22 - Quizvraag
Hoe ..... het?
A
niet
B
goed
C
gaat
Slide 23 - Quizvraag
Het gaat .....
A
goed
B
het
C
gaat
Slide 24 - Quizvraag
het gaat .....
A
het
B
wel
C
ook
Slide 25 - Quizvraag
goed
A
de letter
B
het woord
C
de zin
Slide 26 - Quizvraag
b
A
de letter
B
het woord
C
de zin
Slide 27 - Quizvraag
Z
A
de letter
B
het woord
C
de zin
Slide 28 - Quizvraag
boek
A
de letter
B
het woord
C
de zin
Slide 29 - Quizvraag
Het gaat wel.
A
de letter
B
het woord
C
de zin
