4.4 - De kust: zacht waar het kan, hard waar het moet

§4.4 De kust
Zacht waar het kan, hard waar het moet
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§4.4 De kust
Zacht waar het kan, hard waar het moet

Slide 1 - Tekstslide

Op sommige plaatsen is de duinenrij weg. Welke soort verdediging is dan nodig?
A
een eilandenrij
B
dynamische kustverdediging
C
zachte kustverdediging
D
harde kustverdediging

Slide 2 - Quizvraag

Veschillende functies van het duingebied
Vaak botsend!

Slide 3 - Tekstslide

Zachte kust
Harde kust
Dijken
Dam
Strand
Natuurlijke oorsprong
Door de mens aangelegd. 

Slide 4 - Sleepvraag

Nederlandse kust: Opbouw
Rond het jaar 1000, speelde het Waddengebied een nog veel grotere rol. De strandwallen werden steeds hoger en vormde uiteindelijk duinen.

Door natuurlijke processen werd het water achter de duinen ook steeds zoeter, waardoor veel veenvormig plaatsvond. Het veen werd feitelijk beschermd door de duinen. 

Slide 5 - Tekstslide

Basiskustlijn: de ligging van gemiddelde kustlijn
De basiskustlijn komt in gevaar door:

- stijgende zeespiegel
- dalende bodem
- klimaatverandering -> krachtigere (herfst)stormen

Slide 6 - Tekstslide

Relatieve zeespiegelstijging: 
stijging ten opzichte van de bodem

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Dynamisch systeem
  • Zandverplaatsingen en stromingen maken de kust tot een systeem dat steeds beweegt en verandert: een dynamisch systeem. 
  • De kustverplaatsing verloopt vooral in noordoostelijke richting. 
  • Tal van kustprocessen zorgen voor opbouw en afbraak van de kust onder invloed van de krachten van wind en water. 

Slide 11 - Tekstslide

Wind
De wind is een van de voornaamste krachten in het kustproces. De overheersende windrichting is vanuit het zuidwesten. Zandverlies betekent kusterosie.

Vooral bij stormen veel afslag. 
Hersteld natuurlijk bij stabiele kusten
Tenzij: structurele erosie: wind en getij nemen zand mee. 

Slide 12 - Tekstslide

Golven
De golfsnelheid is in diep water hoger. Daardoor sedimentatie bij de kust. 
Golven schuin op de kust veroorzaken stranddrift. Daarbij wordt zand gemiddeld in noordoostelijke richting verplaatst.

Slide 13 - Tekstslide

Bolwerkvorming
Kustbebouwing belemmert beweeglijkheid kust: 
Bolwerken zijn belemmering voor dynamisch handhaven

Bolwerkvorming verhoogt overstromingsrisico ➔ 
Bebouwingscontouren moeten de kuststrook veiligstellen

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld van bolwerk-vorming
Gevaar: Zee komt “achterlangs” het land binnen
OF “voorlangs” onder de dijk door = verzilting

Hondsbossche Zeewering

Slide 15 - Tekstslide

Hondsbossche Zeewering
Bij harde waterkeringen ontstaat er bolwerkvorming. Deze waterkeringen zijn niet flexibel en bewegen dus niet mee met de dynamische kustprocessen. Bij de overgangen naar zachte kustverdedigingen ontstaan zwakke punten.
Hier is gekozen voor een hybride waterkering. Het strand is verbreed, voor deze redenen:
- extra recreatiemogelijkheden
- lagere kosten dan dijkverzwaring
- betere overgang tussen hard en zacht
Voor
Na

Slide 16 - Tekstslide

Bij het Zwin, bij Bergen 
en op Texel krijgt 
de zee de ruimte om 
het land in te stromen. 
Dit heet een slufter

Door regelmatige overstromingen vanuit de zee krijgt het natuurgebied een hoge biodiversiteit

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Een voorbeeld van dynamisch kustbeheer is
A
hard waar het kan, zacht waar het moet
B
estuaria
C
dammen aanleggen om stroming te leiden
D
de zandmotor

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Overstroom ik?
Het overstromingsbewustzijn van Nederlanders is relatief laag, terwijl een groot deel van Nederland in een potentieel overstromingsgebied ligt.

Op www.overstroomik.nl kun je achterhalen hoe groot de kans is of er op jouw locatie een overstroming plaatsvindt en hoe hoog het water dan staat. Verder kun je op de website zien of het beter is te vluchten bij een overstroming, of dat je beter een plek hogerop kunt zoeken. 

Slide 21 - Tekstslide