AWU les 4 Kassa kasboek bijhouden en begroting

Hallo
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hallo

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
Kassa
Kasboek bijhouden
Begroting

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik H3
Administratieve vaardigheden:
  • Word
  • Excel

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Hoofdstuk 4
  • 4.1 Kassawerkzaamheden
  • 4.2 Contante betalingen en terugtellen
  • 4.3 Afronden
  • 4.4 Bijvragen
  • 4.5 Terugtellen
  • 4.6 /4.7 Kas en kasboek bijhouden
  • 4.8 Begroting

Slide 6 - Tekstslide

4.1 Kassawerkzaamheden:
Fouten voorkomen
Klantvriendelijk
Geld bijvragen
Terugtellen
Papiergeld apart leggen

Slide 7 - Tekstslide

4.2 Contante betaling en terugtellen
Liefst gepast betalen 
of pinnen.
Pinnen is veiliger omdat je dan minder contant geld in kas hebt.

Slide 8 - Tekstslide

4.3 Afronden
Centen worden afgerond naar 0 of naar 5 cent.
1, 2 en 8, 9 afronden naar 0 cent
3, 4 en 6, 7 afronden naar 5 cent

Slide 9 - Tekstslide

€ 15,37 moet je afronden naar:

Slide 10 - Woordweb

€ 0.05
€ 0.00
€ 5.38
€ 125.32
€ 23.63
€ 48.57

Slide 11 - Sleepvraag

Bijvragen
Kleingeld bij de bank halen kost geld. Daarom moet je ervoor zorgen dat je wisselgeld in de kassa op peil blijft. 
Je kunt geld bijvragen aan de klant/gast.
Bijvoorbeeld. Alsje genoeg 1 euro munten hebt, maar je bakje met €0.50 raakt leeg, dan vraag je zoveel mogelijk € 0.50 munten bij.

Slide 12 - Tekstslide

Bijvragen
Bijvoorbeeld: 
een produkt kost € 3.50
De klant betaald met € 5.00
Vraag € 0.50 bij.
En geef € 2.00 euro terug
Doordat de klant € 0.50 bijbetaald kun je zeggen dat de klant nog maar €3.00 euro moet betalen.
Je telt dan terug vanaf € 3.00

Slide 13 - Tekstslide

4.5 Terugtellen van het wisselgeld
De beste manier van geld teruggeven is terugtellen (vooruit tellen) van het wisselgeld.
De klant ziet dan precies wat hij terug krijgt.

Slide 14 - Tekstslide

De klant moet € 3.50 betalen. Ze betaald met € 5.00. Hoe tel je terug? (vooruit)

Slide 15 - Open vraag

De klant moet € 2.50 betalen. Ze betaald met € 20.00. Hoe tel je terug (vooruit)

Slide 16 - Open vraag

4.6 Kas en kasboek bijhouden
  • Vaak bij een "kleine kas".
  • De uitgaven en inkomsten moeten bijgehouden worden.
  • Bonnen moeten bewaard worden.
  • Iemand anders moet de kas altijd kunnen controleren.

Slide 17 - Tekstslide

4.7 kasboek
  • Beginsaldo
  • inkomsten
  • uitgaven
  • Eindsaldo
  • Tip: gebruik datums
  • Tip: duidelijke omschrijving

Slide 18 - Tekstslide

4.8 Begroting
Schatting van de te verwachten inkomsten en uitgaven.
Meestal voor een jaar.
Aan de hand van een begroting maken ze een budget.

Slide 19 - Tekstslide

4.8 Begroting/budget
Begroting: Te verwachte inkomsten en uitgaven voor de langere termijn
Budget: Het geld wat je kunt besteden op de kortere termijn. 
Is het geld op, dan heb je pech en moet je het zuinig aan doen.

Slide 20 - Tekstslide

Bye!!

Slide 21 - Tekstslide