Farmacologie B1

B1 - 12 mei
Hoe zat het ook alweer??
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

B1 - 12 mei
Hoe zat het ook alweer??

Slide 1 - Tekstslide

Farmacologie
Farmacologie – oftewel ‘geneesmiddelenleer’ – is de wetenschap die zich bezighoudt met de werking en bijwerkingen van geneesmiddelen. 

In Nederland komt een medicijn pas op de markt als dit uitvoerig is onderzocht op werking, optimale dosis, bijwerkingen en effectiviteit. 

Een Placebo is een nepmedicijn dat qua vorm en uiterlijk niet te onderscheiden is van het echte medicijn, er zit alleen geen werkzame stof in. 


Bron: ThiemeMeulenhoff

Slide 2 - Tekstslide

Processen
Onder te verdelen in 3 processen: Absorptie, distributie, metabolisme.
Absorptie: De snelheid waarmee de werkzame stof wordt opgenomen door het lichaam.  

Distributie: De verdeling van het medicijn na inname. Via het maagdarmstelsel en bloedbaan. 

Metabolisme: Uitscheiding uit het lichaam.
  • Als het medicijn langs de lever komt wordt het omgezet in metaboliet. Deze bewerking zorgt ervoor dat het kan worden opgenomen via de bloedbaan.   
  • Belangrijkste uitscheiding vindt plaats in de nieren. De nieren filteren  het lichaam. 






Bron: Farmacotherapeutischekompas.nl

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Opname van een geneesmiddel noemen we
A
Enteraal
B
Transport
C
Eliminatie
D
Absorptie

Slide 5 - Quizvraag

Voorbeeld van een symptoombestrijder is ......
A
Antibiotica
B
Hormonen
C
Pijnstiller
D
Maagbeschermer

Slide 6 - Quizvraag

Metabolisme houdt in dat er een omzetting plaatsvindt in de lever.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Als je ongevoeligheid hebt opgebouwd voor een bepaald medicijn noemen we dat
A
Interactie
B
Gewenning
C
Resistentie

Slide 8 - Quizvraag

Verwijdering van stof uit het lichaam noemen we?
A
Interactie
B
Eliminatie
C
Cumulatie
D
Contra-indicatie

Slide 9 - Quizvraag

Medicatie
Groepsnaam; deze medicijnen horen tot een bepaalde groep medicatie.
Bijvoorbeeld: antibiotica of antidepressiva

Stofnaam of generieke stof; duidt op welke werkzame stof er in het medicijn zit. 

Merknaam of handelsnaam; fabrikanten geven de stof hun eigen naam of handelsnaam omdat ze geld willen verdienen aan het medicijn. 

Voorbeeld maagbeschermer:
Omeprazol Actavis, Losec & Omeprazol Sandoz .
Bron: ThiemeMeulenhoff

Slide 10 - Tekstslide

Soorten medicatie
Bloedsomloop;  bloeddrukregulatie, hartritmestoornissen, bloedverdunners, ijzergehalte.

Luchtwegen; luchtwegverwijder & luchtwegbeschermer.

Spijsvertering; maagbeschermers, analgetica (misselijkheid), laxantia, vitamines.

Zenuwstelsel; psychofarmaca & slaapmedicatie.

Bron: ThiemeMeulenhoff

Slide 11 - Tekstslide

Soorten medicatie
Hormoonhuishouding; hormonen, corticosteroïden. 

Specifieke aandoeningen; antidiabetica, anti-epileptica, cytostatica, Parkinson medicatie, overgevoeligheid (hooikoorts). 

Overige; analgetica (pijn) & antibiotica.

Bron: ThiemeMeulenhoff

Slide 12 - Tekstslide

Welke pijnstillers werken ook ontstekingsremmend?
A
Paracetamol
B
NSAID's
C
Morfine

Slide 13 - Quizvraag

Bij regelmatig gebruik van NSAID's kan je last krijgen van welk orgaan?
A
Nieren
B
Darmen
C
Hart
D
Maag

Slide 14 - Quizvraag

Welke medicatievorm heeft een glad laagje?
A
Tablet
B
Capsule
C
Dragee
D
Bruistablet

Slide 15 - Quizvraag

Omeprazol valt onder de medicijngroep
A
Antidiabetica
B
Anti-epileptica
C
Vitaminen
D
Maagbeschermers

Slide 16 - Quizvraag

Medicatiefouten
Medicatieveiligheid:
6J's
  1. Juiste zorgvrager
  2. Juiste medicijn
  3. Juiste tijdstip
  4. Juiste dosering
  5. Juiste hoeveelheid
  6. Juiste wijze van toediening. 
Een fout met medicijnen is snel gemaakt! 
Bron: Zorgvoorbeter.nl

Slide 17 - Tekstslide

Waar kan je belangrijke informatie vinden als het gaat om medicatie?
A
Wikipedia
B
Farmaceutisch kompas
C
Chat GPT
D
Instagram

Slide 18 - Quizvraag

Tijdens het geven van medicatie maak je altijd gebruik van de zes keer juist regel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Bij welk medicijn kan de ontlasting zwart kleuren?
A
IJzertabletten
B
Paracetamol
C
Psychofarmaca
D
Vitaminen

Slide 20 - Quizvraag

Als voeding en een geneesmiddel elkaar onderling beïnvloeden noemen we dat.
A
Resistentie
B
Interactie
C
Overgevoeligheid
D
Eliminatie

Slide 21 - Quizvraag

Met welke dranken kan je medicatie meestal beter niet innemen?
A
Water/thee
B
Ranja
C
Melk/grapefruitsap
D
Appelmoes

Slide 22 - Quizvraag

Medicijnen die per injectie worden toegediend noemen we ....... toediening.
A
Enteraal
B
Parenteraal

Slide 23 - Quizvraag

Intoxicatie
Intoxicatie, oftewel vergiftiging, ontstaat door een te grote hoeveelheid van een bepaalde stof in het lichaam. 

Bij overdosering  spreken we van intoxicatie met medicatie (medicijnvergiftiging). Dit kan verschillende oorzaken hebben (bijv. een orgaanfunctiestoornis - stapeling of een verkeerd voorgeschreven dosis of opzettelijk).
Bron: www.trubendorffer.nl

Slide 24 - Tekstslide

Paracetamol intoxicatie
Casus: Patiënt had opzettelijk 8 stippen Paracetamol ingenomen. Mw had suïcidale gedachten. 

8 x 10 tabletten per strip is 80 tabletten Paracetamol. 
5 x 1000 mg = 5000 mg x 8 strippen = 40.000 mg Paracetamol.

Bijsluiter:
  • Maximale dosis per dag → 4000 mg (4x 1000 mg of 8x 500 mg).
  • Niet gedachteloos slikken – langdurig gebruik kan je lever belasten.


Mw had 10x de dagelijkse hoeveelheid ingenomen. 

Slide 25 - Tekstslide

Het acute boekje!
Mogelijke diagnose
Kans op acuut leverfalen

Beleid ==> Spoedeisende hulp noodzakelijk.
  • Lab controle; Paracetamolspiegel
  • Toedienen van geactiveerde kool. 
  • Intraveneuze toediening gedurende 4 uur. 
  • Lab controle na 4 uur; Paracetamolspiegel herhalen.
  • Uitslag lab controle bespreken met dienstdoende arts. 
  • Herbeoordeling tot waarden weer onder de normaalgrens liggen. 



Bron: www.hetacuteboekje.nl

Slide 26 - Tekstslide

Zwakke en sterke opioïden/opiaten vallen onder de medicijngroep .....
A
Parkinsonmiddelen
B
Anti-epileptica
C
Slaapmiddelen
D
Analgetica

Slide 27 - Quizvraag

Medicijnen die bewaard moeten worden in een afgesloten kast zijn
A
Opiaten
B
NSAID's
C
Cytostatica
D
Antibiotica

Slide 28 - Quizvraag

Welke medicijngroep heeft een verslavende werking?
A
Benzodiazepinen
B
Anti-emetica
C
Vitaminen
D
Maagbeschermers

Slide 29 - Quizvraag

Welke slaapmedicatie wordt het meeste voorgeschreven?
A
Oxazepam
B
Diazepam
C
Valium
D
Temazepam

Slide 30 - Quizvraag

Als verpleegkundige moet je alle medicatie kennen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Het is belangrijk dat je als verpleegkundige weet welke de meest voorkomende bijwerkingen zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Bij het klaarmaken van een infuus met antibiotica trek je handschoenen aan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Bronnen:
  • Simpto.nl (Medische Informatie in Begrijpelijke Taal)
  • ThiemeMeulenhoff
  • Farmacotherapeutischekompas.nl x
  • Zorgvoorbeter.nl
  • www.hetacuteboekje.nl

Slide 34 - Tekstslide