3.6 hersenen

Maak deze test: https://www.123test.nl/leerstijl/
Welke leerstijl heb jij?
1 / 21
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieMiddelbare school

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Maak deze test: https://www.123test.nl/leerstijl/
Welke leerstijl heb jij?

Slide 1 - Open vraag

Par 3.6 Hersenen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je
Uitleggen hoe de hersenen in elkaar zitten

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan bij 'hersenen'

Slide 4 - Woordweb

Hersenen
Je hersenen bestaan uit drie onderdelen
Grote hersene
Kleine hersenen
Hersenstam

Slide 5 - Tekstslide

Grote hersenen
hersenschors = geplooide buitenkant van je grote hersenen.
Je grote hersenen leggen veel informatie vast. Dit noemen we het geheugen.

Slide 6 - Tekstslide

Grote hersenen
In de grote hersenen liggen de hersencentra. Dit zijn gebieden in je hersenen die verbonden zijn aan een zintuig. 

Slide 7 - Tekstslide

Kleine hersenen
Zorgen voor de coördinatie van impulsen naar je spieren. Hierdoor zorgen ze ervoor dat sommige spieren ontspannen terwijl op hetzelfde moment andere spieren aanspannen. Ze zorgen dus voor beweging.

Slide 8 - Tekstslide

Hersenstam
Je hersenstam zorgt voor processen die onbewust gebeuren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan je hartslag, je ademhaling of je reflexen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Hoe komen de impulsen in de hersenen?
A
Via het ruggenmerg
B
Via zenuwcellen
C
Via uitlopers
D
Via de huid

Slide 12 - Quizvraag

De hersenen bestaan uit...
A
Grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg
B
Grote hersenen, hersenstam en ruggenmerg
C
Kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
D
Groter hersenen, kleine hersenen en hersenstam

Slide 13 - Quizvraag

Hoe werkt leren?
Leren is het maken van verbindingen tussen zenuwcellen in je hersenen. Door iets vaker te doen worden deze verbindingen sterker, maar als je iets weinig of neit meer doet worden deze verbindingen steeds zwakker. Door vaak genoeg te oefenen met bijvoorbeeld lopen gaat het uiteindelijk automatisch

Slide 14 - Tekstslide

Geheugen
Korte termijn geheugen: dit geheugen werkt maximaal een half uur. Hier sla je bijvoorbeeld een telefoonnummer op wat je meteen gaat gebruiken.
Lange termijn geheugen: hier onthoud je informatie voor een langere tijd. Dit is informatie uit het korte termijn geheugen die je meerdere malen herhaald hebt.

Slide 15 - Tekstslide

Geheugenspoor
Wanneer je informatie steeds herhaald komt er een vaste route in je hersenen. Dit heet een geheugenspoor. Hoe vaker je dit spoor gebruikt, hoe makkelijker het wordt om dit spoor te gebruiken (en hoe meer je onthoud).

Slide 16 - Tekstslide

Hebben alle dieren hersenen?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Sponzen, kwallen en andere ongewervelden hebben vaak geen hersenen. Wanneer ze wel hersenen hebben zien deze er anders uit dan bij gewervelde dieren (en mensen). 
Een regenworm heeft in plaats van hersenen twee centrale zenuwknopen. Hier komen de impulsen van de zintuigen samen en vertrekken impulsen naar spieren. 

Slide 18 - Tekstslide

Zet in meest logische volgorde:
-impuls -prikkel -zintuig -hersenen-impuls -reactie
A
-prikkel-impuls-reactie-impuls-zintuig-hersenen
B
-impuls-hersenen-zintuig-prikkel-impuls-reactie
C
-zintuig-impuls-impuls-hersenen-prikkel-reactie
D
-prikkel-zintuig-impuls-hersenen-impuls-reactie

Slide 19 - Quizvraag

Lezen paragraaf 3.6 pagina 84 t/m 87
Maken vraag 1 t/m 18

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video