Expeditie Vietnam

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

  • Afhankelijk van het woordgeslacht van het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijswoord terugwijst.
  • Mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (o)
  • Mannelijk en vrouwelijk = lidwoord de
  • Onzijdig = lidwoord het

  • Bij twijfel: zoek het woord op in het woordenboek!

Slide 3 - Tekstslide

Woordgeslacht
  • Zelfstandige naamwoorden: fiets, boom, huis, ...
  • Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
  • Heeft meestal niets te maken met de betekenis van het woord!
Opzoeken in het woordenboek
  1.  Pak je woordenboek erbij of ga naar vandale.nl
  2.  Blader naar het goede woord of zoek het woord via de zoekbalk
  3.  Kijk naar de letter die achter het woord staat: dat is het woordgeslacht
m = mannelijk
 v  = vrouwelijk
 o  = onzijdig

Slide 4 - Tekstslide

Welk verwijswoord?
  • Wanneer je deze, die, dit en dat gebruikt, is afhankelijk van de plaats of de tijd; is het dichtbij of veraf? Daarnaast is het afhankelijk of het om een de-woord of een het-woord gaat. 

  • Met het verwijswoord dat kun je ook naar een hele zin verwijzen: Lisa heeft haar huiswerk niet af en dat zit haar niet lekker. 

Slide 5 - Tekstslide

De-woord of het-woord?
  • Aan de combinatie onbepaald lidwoord (een) - bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig naamwoord kun je vaak zien of je met een de-woord of een het-woord te maken hebt.
  • Bij een de-woord komt er na een wél een e achter het bijvoeglijk naamwoord, bij een het-woord niet:
- De hoge boom - een hoge boom
- Het spannende verhaal - een spannend verhaal 

Slide 6 - Tekstslide

Bij de-woorden gebruik je:
  • deze als het dichtbij is: deze club (bijv. deze club waar we nu langs fietsen, of: Ik ben al heel lang lid van deze club)
  • die als het veraf is: die club (bijv. die club aan de andere kant van de stad)
Bij het-woorden gebruik je:
  • dit als het dichtbij is: dit lokaal (bijv. dit lokaal waar wij nu zijn)
  • dat als het veraf is: dat lokaal (bijv. dat lokaal aan het einde van de gang, of: dat lokaal op de tweede verdieping)

Slide 7 - Tekstslide

Verwijswoorden 
Enkelvoud (m)
Hij, hem, zijn
Deze, die
Enkelvoud (v)
Zij, ze, haar
Deze, die
Enkelvoud (o)
Het, zijn
Dit, dat
Meervoud bij personen 
Zij, ze, hen, hun
Deze, die
Meervoud bij dieren en/of dingen
Ze, hun 
Deze, die 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Mijn zussen zijn boos, omdat ik ... jouw geheim niet wil vertellen.

Slide 10 - Open vraag

Dit nieuwsblad (o) is opgeheven, omdat ... niet goed werd verkocht.

Slide 11 - Open vraag

Heb je liever die donkerblauwe spijkerbroek of ... lichtblauwe hier?

Slide 12 - Open vraag

De bibliotheek (v) zal voortaan ... deuren ook op zaterdagmiddag openen voor het publiek.

Slide 13 - Open vraag

Dit computerspel is immens populair, omdat ... zo spannend is.
A
het
B
hij
C
ze

Slide 14 - Quizvraag

Toen de beuk ziek bleek, besloot de tuinman dat ... gekapt moest worden.
A
hij
B
zij

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag 
Opdrachten op papier
Vind je het (al) makkelijk? > Opdr. 4 en 5 maken
Vind je het (nog) moeilijk? > Opdr. 1, 2 en 3 maken 

Slide 16 - Tekstslide