Poezië

Poëzie
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Poëzie

Slide 1 - Tekstslide

Poëzie
3 havo vwo 

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Lesdoel bespreken
  • Theorie bespreken en aantekeningen maken
  • Poëzie dossier maken

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
  • Ik ken de begrippen assonantie, alliteratie, binnenrijm, limerick, rijmschema, metrum, sonnet, ironie, ollekebolleke en haiku.
  • Ik kan deze begrippen herkennen in een gedicht en ik kan ze toepassen in een zelf geschreven gedicht.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Beginrijm / Alliteratie
Voorbeeld: "De kat krabt de krullen van de trap".
In die zin beginnen veel woorden met de 'k'
Bij alliteratie gaat het om overeenkomst in klank van medeklinkers aan het begin van woorden.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Assonantie
Enkele woorden die bij elkaar in de buurt staan, hebben dezelfde klank, maar niet dezelfde eindletter(s).

Slide 8 - Tekstslide

Klinkerrijm / assonantie

• Het gaat hierbij om de uitspraak, en niet om de spelling
• Zo is er bijvoorbeeld ook assonantie bij 'een groot cadeau'

Slide 9 - Tekstslide

Alliteratie / Assonantie
Alliteratie (beginrijm):
Groen - grom - griezel etc.
Assonantie (klinkerrijm):
Moeten - groenten - doe - vroeg - troep - schoen- moeder - groen - groeien

Slide 10 - Tekstslide

Liesje leerde lotje lopen langs de lange lindenlaan
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Eindrijm
D
Beginrijm

Slide 11 - Quizvraag

De man uit Waddinxveen,
woont zijn hele leven al alleen.
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Eindrijm
D
Beginrijm

Slide 12 - Quizvraag

De mUIs gaat naar hUIs.
(Het gaat om de 2x ui)
A
alliteratie
B
assonantie
C
Eindrijm
D
beginrijm

Slide 13 - Quizvraag

Rijmvormen
- Vaak rijmt een gedicht, maar dat hoeft niet.
- Er zijn verschillende soorten rijm: binnenrijm en eindrijm

Binnenrijm en eindrijm = VOLRIJM

Slide 14 - Tekstslide

binnenrijm 
Rijmende woorden die in dezelfde regel staan, noem je binnenrijm. 











Slide 15 - Tekstslide

eindrijm

Rijmende woorden aan het eind van regels noem je eindrijm.

                           Ik kan nauwelijks op mijn benen staan
                           Maar ik leef nog, ik stel me niet aan 
                                                               bron: Goldband, noodgeval






Slide 16 - Tekstslide

RIJMSCHEMA
Een dichter hanteert vaak een volgorde voor zijn rijmwoorden binnen een strofe, dit wordt een rijmschema genoemd.


aabb cc
Elke rijmklank heeft een letter als symbool.
De klank in de eerste regel krijgt de letter a
als symbool, de volgende rijmklank krijgt b
als symbool. Et cetera.

Slide 17 - Tekstslide

EINDRIJM
Op twee slakken
Twee slakken waren al sinds jaren
op weg van Groningen naar Haren.
Ten slotte kwam geheel ontdaan
de oudste aan het eindpunt aan.
Hij slikte en sprak diep bewogen:
'Mijn broer is uit de bocht gevlogen.'


uit: 'De peperbek', 1966.

Slide 18 - Tekstslide

5 soorten eindrijm
1. Gepaard rijm: aabb
2. Gekruist rijm: abab
3. Omarmend rijm: abba
4. Slagrijm: aaaa
5. Gebroken rijm: gedeeltelijk gebruikt rijmschema

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Gekruist rijm abab
Laatst vroeg ik aan een hommel:
‘Waar gaat gij heen met spoed?'
Ze zei: ‘Ik ga naar Zaltbommel,'
ik dacht: wat rijmt dat goed.
toen riep een tweede hommel:
‘En ik moet naar het Gooi!'
Ik dacht: wel-voor-de-drommel
ook dát rijmt wederom mooi

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Rijmschema AAAA
(slagrijm)


Slide 23 - Tekstslide

Gebroken rijm
Men noemt dit gebroken (a)
Het heeft wat minder rijm (b)
De derde regel gaat zijn gang (c)
De vierde brengt de lijm (b)

Slide 24 - Tekstslide

Volrijm = binnenrijm (midden in zin) en eindrijm (einde zin)
gemaakt/bewaakt, hinderen/kinderen, was/gas
Halfrijm = assonantie (klinkers) en alliteratie (medeklinkers)
Dunkin donuts/Heerlijk helder Heineken > alliteratie
lief/diep, schaap/vaag > Assonantie
haar en was hebben niet dezelfde klank = geen assonantie

DUS:           lief/dief = volrijm             lief/diep = halfrijm

Slide 25 - Tekstslide

Valentijn is fijn
maar elke dag
bij het zien van je glimlach
is gelukkig zijn
Valentijn is fijn
ik wil elke dag
gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach

Valentijn is fijn
is gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach
elke dag
abba
aabb
abab
gekruist rijm
omarmend rijm
gepaard rijm

Slide 26 - Sleepvraag

Wat is een Haiku

  • Een superkort Japans, niet-rijmend gedicht. 
  • Een Haiku bestaat uit drie regels van 5, 7 en 5 lettergrepen
  • Een Haiku gaat meestal over de natuur. 

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 28 - Tekstslide

Limerick
Limerick:



Een limerick bestaat uit vijf regels.

In de eerste regels staat altijd een plaatsnaam.

Een limerick heeft vaak een grappige inhoud.

Het rijmschema is AABBA.

Het aantal lettergrepen per regel staat vast.
Regel 1: 9 lettergrepen
Regel 2: 9 lettergrepen
Regel 3: 5 lettergrepen
Regel 4: 5 lettergrepen

Regel 5: 9 lettergrepen

Slide 29 - Tekstslide

Het ollekebolleke
Het ollekebolleke is een versvorm, in de jaren zeventig in het Nederlands taalgebied geïntroduceerd door 
Drs. P

Slide 30 - Tekstslide

Ollekebolleke
  • Achtregelig gedicht
  • regel 1 bevat een uitroep
  • regel 2 bevat het onderwerp
  • regel 4 rijmt op regel 8
  • regel 6 bestaat uit één woord van zeslettergrepen met hoofdklemtoon op de vierde lettergreep
  • Het gedicht eindigt met een pointe (een soort clou, net als in een mop


Slide 31 - Tekstslide

Drs. P beschreef de ollekebolleke in een ollekebolleke:
Dactylus! Dactylus!
Ollekebolleke
Tweemaal vier regels
Die rijmen aan ’t slot
Kreet, thema, één woord met
Zeslettergrepigheid
Moeilijk te maken
Maar wat een genot!

Slide 32 - Tekstslide

Sonnet
Sonnet:



Een gedicht dat bestaat uit veertien regels,
die zijn verdeeld over vier strofen.
De eerste twee strofen bestaan elk uit vier regels, de laatste twee strofen uit elk drie.
Een sonnet heeft een strak rijmschema. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Metrum
De maat die ontstaat in een gedicht of muziek door regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.

Slide 35 - Tekstslide

Hyperbool Eufemisme
Hyperbool is overdrijving
Ik barst van de hoofdpijn = erge hoofdpijn
Ik sta al eeuwen te wachten = lang gewacht

Eufemisme is afzwakking
Er zijn door corona bijna 5000 mensen heengegaan = 5000 doden (heengegaan naar een betere wereld...)
Interieurverzorgster = schoonmaakster

Slide 36 - Tekstslide

Understatement
Het tegengestelde van overdrijving, iets wordt afgezwakt terwijl het in werkelijkheid veel erger of groter is. Dit heeft een spottend effect.

Voorbeelden:
  • Die akelige dictator is een onvriendelijk mannetje.
  • De directeur van Unicef heeft een leuk salarisje.
  • De schade aan de auto was wel iets meer dan een paar biertjes.

Slide 37 - Tekstslide

Ironie en sarcasme
Ironie 
Iets wordt beschreven op een licht spottende, niet kwetsend bedoelde manier. 
Vaak wordt het tegengestelde gezegd van wat er bedoeld wordt.
Voorbeeld:
Bij een onvoldoende: 'Je hebt wel hard geleerd, zeg.'
De mobiele telefoon de beste uitvinding ooit! Ik vind het geweldig om gestoord te worden om drie uur ’s ochtends!

Sarcasme
Harde, bijtende spot die veel verder gaat dan ironie.
Voorbeeld:
Bij een onvoldoede: 'Vooral zo doorgaan, dan kom je er wel.'
'Lekker bezig', wanneer iemand zijn drinken per ongeluk over zelf gooit.

Slide 38 - Tekstslide

Herhaling, opsomming, tegenstelling
Herhaling 
Woorden of zinnen worden herhaald of hetzelfde wordt meerdere keren gezegd, maar telkens net iets anders.
Voorbeeld: Wat een mooi shirt heb je aan, heel mooi.

Opsomming
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
Voorbeeld: Redelijk, best goed, geweldig! Stop met klagen, zaniken, zeuren! Dansen en zingen van plezier!

Tegenstelling 
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen opvallen.
Voorbeeld: ’s Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.

Slide 39 - Tekstslide

Aan de slag met:
Dossier Poëzie

Slide 40 - Tekstslide