4.5 voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Nederlands


Voltooid deelwoord

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands


Voltooid deelwoord

Slide 1 - Tekstslide

doel van de les
  • herhaling voltooid deelwoord
  • je kent de regels van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • je kent de regels van het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
  • je kent de regels van trema, apostrof en accent

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Een voltooid deelwoord verandert als je de zin in een andere tijd zet
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een d
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:

De buurman heeft zijn spullen ......
A
Verhuist
B
Verhuisdt
C
Verhuisd
D
Geverhuist

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:

De buurman heeft zijn spullen ......
A
Verhuist
B
Verhuisdt
C
Verhuisd
D
Geverhuist

Slide 7 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in:
Er is deze week veel ...........(gebeuren)
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd
D
gebeurde

Slide 8 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord in:
Het vliegtuig is veilig .......(landen)
A
gelandt
B
gelant
C
geland
D
gelanden

Slide 9 - Quizvraag

Voltooid deelwoord als bijv naamwoord


Voorbeelden: 

Ik heb de foto's vergroot (voltooid deelwoord ) 

De vergrote foto's ( gebruikt als bijvoeglijk naamwoord ) 


Ik heb koffie gezet (voltooid deelwoord)

De gezette koffie (gebruikt als bijvoeglijk naamwoord)

Slide 10 - Tekstslide

hoor je 'gemaakte'?
je weet dan: volt dw als bijv nw gebruikt!
Regel: schrijf het zo kort mogelijk!
(maar soms iets langer i.v.m. de uitspraak)

Het vliegtuig is geland.
Het gelande vliegtuig.
maar.... de gezette koffie!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

TD als BN 
(tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
'het-woorden' krijgen vaak een TD als BN zonder -e. 
Hij vertoont afwijkend gedrag.

'De-woorden' krijgen vaak een TD als BN met -e.
De passerende auto gaat snel.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Trema & koppelteken

Slide 15 - Tekstslide

trema:    binnen één woord              knieën ,  geërfd

koppelteken:  bij samenstelling:     zee-egel,  na-apen
                                                            minister-president

apostrof:   bij uitspraakprobleem binnen één woord:  
                                                                  Jara's jas, Lies' tas,                                                                auoto'tje,  cd'tje 



  
               

Slide 16 - Tekstslide

Theorie (apostrof)
Je gebruikt een apostrof:
- bij bezitsaanduidingen van woorden die eindigen op een sis-klank of een lange klinker met één letter
Max' fiets, Anna's puntenslijper
- na cijfers, afkortingen en afleidingen
vmbo'er, A4'tje, mp3'tje
- als één of meerdere letters zijn weggelaten 
's Morgens heb ik 'm nog in 't buurthuis gezien.

Slide 17 - Tekstslide

Sis-klank
Bij sommige woorden schrijf je alleen de apostrof, zonder -s. 

Ines'
Fiz'
Bas'

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Accent
Welke soorten zijn er?
- Accent aigu (streepje rechts) cliché
- Accent grave (streepje links) barrière
- Accent circonflexe (dakje) crêpe

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Is het lesdoel behaald?
Zo nee...wat vind je nog moeilijk?

Slide 24 - Open vraag