Debatteren H5

Debatteren H5
januari 2024 (week 5)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Debatteren H5
januari 2024 (week 5)

Slide 1 - Tekstslide

Wat en wanneer?
Jullie gaan in de week van 29 januari in teams van vier personen debatteren tegen een ander team van vier over een stelling. Van tevoren kun je je voorbereiden op  de stellingen (voor en tegen). Een uur van tevoren krijg je te horen welke stelling en welke kant je krijgt. Ver van tevoren kun je je team inschrijven. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de overeenkomst tussen discussiëren en debatteren?

Slide 3 - Open vraag

De overeenkomsten
Mensen praten met elkaar
en
Ze verschillen van mening

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen discussiëren en debatteren?

Slide 5 - Open vraag

DISCUSSIËREN
  • Vrije manier
  • Informeel
  • Kan overal
  • Iedereen kan deelnemen
  • Elkaar overtuigen
DEBATTEREN
  • Formeel 
  • OW en deelnemers zijn van tevoren bekend
  • Afspraken over het verloop: tijd en wie mag wanneer praten?
  • De jury moet overtuigd worden
  • Er is een meningsverschil

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Waar is debatteren goed voor?
- Het levert een unieke en essentiële bijdrage aan de ontwikkeling van jonge mensen
- Je leert spreken, luisteren en argumenteren --> zelfvertrouwen
- Je leert standpunten van verschillende kanten te bekijken, te bevragen en te begrijpen
- Actieve werkvorm --> competitie-element

Slide 10 - Tekstslide

Je leert...
om jezelf goed te presenteren, bondig te formuleren, te luisteren, je argumentatie te structureren en kritisch na te denken over onderwerpen

Slide 11 - Tekstslide

De grondregels (p. 6)
  1. Een duidelijk afgebakend ow
  2. Het debat gaat over wat de deelnemers scheidt
  3. Gelijk wapenen (gelijke kansen)
  4. Vrijheid van het woord
  5. Inspanningsverplichting
  6. Acceptatie van de uitkomst

Slide 12 - Tekstslide

In een debat...
... moet je zowel samenwerken (in teams) als concurreren (met de opponenten)
... spreek je je uit vanuit WIJ en niet vanuit IK. De tegenstander spreek je aan met "onze opponenten"
... spreek je via de voorzitter in plaats van rechtstreeks tot elkaar
... debatteer je los van je eigen mening

Slide 13 - Tekstslide

Stellingen
Parlementaire debatten worden altijd gevoerd over een stelling. Debatstellingen zijn betwistbare uitspraken, waarbij redelijke argumenten voor én tegen te geven zijn. Het debat wordt dus gevoerd door voorstanders en tegenstanders van de stelling. De teams mogen niet kiezen aan welke kant van de stelling zij zullen pleiten: deze posities worden per loting toegewezen. Hoe de deelnemers persoonlijk over de stelling denken, is irrelevant en mag geen rol spelen in het debat

Slide 14 - Tekstslide

BELEIDSSTELLING
Voorstanders proberen aan te tonen dat er een bep. actie ondernomen moet worden (door een groep, overheid, etc). 
  • De Eerste Kamer moet worden afgeschaft
  • Engels moet de voertaal worden op universiteiten
WAARDESTELLING
Voorstanders proberen aan te tonen dat een bepaald oordeel redelijk is (m.b.t. geschiedenis, alledaags leven, economie).
  • Het eten van vlees is moreel verwerpelijk
  • Het huwelijk is achterhaald

Slide 15 - Tekstslide

Regels
Het is expliciet níet de bedoeling dat teams over de stelling een compromis zoeken. Teams moeten elkaar gedurende het hele debat blijven bevragen, betwijfelen en tegenspreken. Het is ook niet toegestaan dat voor- en tegenstanders afstemmen voorafgaand of tijdens het debat. Er mag alleen worden gecommuniceerd met de eigen teamgenoten.

Slide 16 - Tekstslide

De opstelling

Slide 17 - Tekstslide

De volgorde
1. Eerste voorstander
2. Eerste tegenstander
3. Tweede voorstander
4. Tweede tegenstander
5. Derde voorstander
6. Derde tegenstander
7. Vierde tegenstander (!) (geen POI)
8. Vierde voorstander (!) (geen POI)
Spreektijd (p.11)
Iedereen spreekt normaal vier, maar in ons debat drie minuten. Tussen de sprekers zit 30 seconden. 
De eerste twee minuten is beschermde tijd. Er zijn geen POI's (Points of information), oftewel vragen toegestaan. 

Slide 18 - Tekstslide

POI (p. 13-14)
Met een handgebaar + opstaan kun je aangeven dat je een POI hebt. De spreker mag deze POI afwijzen, maar moet minimaal één POI accepteren. 
De vraag (altijd vragende vorm dus!) moet in 10 seconde gesteld worden. Tussen de volgende POI moet minimaal 10 seconde zitten (de afkoelperiode). 

Slide 19 - Tekstslide

De jury (p. 26-32)
Twee docenten + timekeeper die beoordelen op argumentatie en presentatie.
Belangrijke aspecten: contact met de jury, aantrekkelijke stijl, 'be the argument', structuur en duidelijkheid.
Leer de tijdsignalen! (p. 27)

Slide 20 - Tekstslide

Presentatie
  • Oogcontact met de jury
  • Aanspreken van de jury (geachte jury)
  • Houding en gebaren
  • De stem als wapen (intonatie!)
  • Humor
  • Jezelf blijven

Maak tussendoor aantekeningen!
Structuur 
  • Goede structuur helpt de jury overtuigen
  • Wees duidelijk (jury moet kunnen meeschrijven)
  • Kop-romp-staartstructuur (inleiding-argumenten-conclusie + uitsmijter)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Sprekersrollen + taken
Gedurende het debat verschuift de balans geleidelijk van argumenteren naar reageren. Eerst vooral nieuwe argumenten, daarna veelal weerlegging en reparatie van eerdere argumenten. De laatste sprekers brengen geen nieuwe dingen in: puur een terugblik.

Slide 23 - Tekstslide

Tips voor de voorbereiding: p. 20-25
Maak in elk geval gebruik van SExI
Statement (standpunt), Explanation (verdere uitleg), Illustratie (illustratie met voorbeelden)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide