Toets hoofdstuk 3, elektriciteit V1

 toets elektriciteit
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 toets elektriciteit

Slide 1 - Tekstslide

Een stroomkring maken
Welkom Mavo-2
Maak de opdrachten 2, 4 EN 6 van 4,1     START IN:
Je hebt straks je laptop nodig                              



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.

timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 3 - Tekstslide

0,006 A = … mA
A
6
B
6000
C
60
D
0,0000006

Slide 4 - Quizvraag

Wat ga je doen

Maak de volgende vragen.

Gebruik de BINAS van school!



Slide 5 - Tekstslide

Wat is de eenheidvan de spanning.
A
U
B
V
C
I
D
A

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het symbool van de weerstand
A
U
B
W
C
I
D
R

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het symbool voor vermogen
A
E
B
P
C
U
D
I

Slide 8 - Quizvraag

Welke formule kun je OOK gebruiken om de spanning uit te rekenen.
A
U = P : I
B
U = R : I
C
U = I : P
D
U = I x P

Slide 9 - Quizvraag

Bonusvraag!
Met welke formule kun je de elektrische energie uitrekenen (je moet formules combineren)
A
E = U x I x t
B
E = P : t
C
E = (U x I) : t
D
E = t : (U x I)

Slide 10 - Quizvraag

Een weerstand...
A
kan de stroom versterken.
B
is een drukschakelaar.
C
kan een stroom tegen houden, verminderen
D
is de stand van de zon, t.o.v. het weer

Slide 11 - Quizvraag

Hoe heet de meter waarmee je de spanning kunt meten
A
Volt meter
B
Ampère meter
C
Ohm meter
D
Kilowattuur meter

Slide 12 - Quizvraag

De spanning op school is
A
230 V
B
1,5 V
C
12 V
D
400 V

Slide 13 - Quizvraag

De spanningsmeter sluit je
A
in serie aan
B
parallel aan
C
Maakt niet uit, serie en parallel kan allebei

Slide 14 - Quizvraag

Bereken het vermogen als de spanning 15 V en de stroomsterkte 5 A is.
A
75 W
B
3 W
C
0,33 W

Slide 15 - Quizvraag

Bereken het vermogen in kW als er op een apparaat staat dat het 1200 W is
A
1200 kW
B
12 kW
C
120 kW
D
1,2 kW

Slide 16 - Quizvraag

Alle metalen zijn isolatoren
A
dit klopt
B
dit klopt niet

Slide 17 - Quizvraag

Een isolator laat de stroom
A
zeer moeilijk door
B
moeilijk door
C
makkelijk door
D
niet door

Slide 18 - Quizvraag

Een batterij wordt aangesloten op een lampje. Het lampje gebruikt 0,5 A.
De capaciteit van de batterij is 7000 mAh.
Bereken hoelang het lampje op deze batterij kan branden
A
14 000uur
B
3500 uur
C
3500000 s
D
14 uur

Slide 19 - Quizvraag

Welk(e) lampje(s) branden in deze situatie?
A
Lampje 1
B
Lampje 1,2
C
Lampje 1,2,3
D
geen Lampje

Slide 20 - Quizvraag

Welk(e) lampje(s) branden als je de schakelaar openzet?
A
Lampje 1
B
Lampje 1,2
C
Lampje 1,2,3
D
geen lampje

Slide 21 - Quizvraag

Hoe groot is de stroomsterkte als deze broodrooster aanstaat? Schrijf de volledige berekening op.

Slide 22 - Open vraag

1 kWh kost 40 cent.
Hoeveel kost het om deze 4 uur achter elkaar te gebruiken?
Schrijf de volledige berekening op.

Slide 23 - Open vraag

Karel schakelt drie fietslampjes parallel.
Door elk lampje gaat een stroom van 0,3 A.
Karel schrijft op: “De totale stroom door de schakeling
is 0,9 A.” Leg uit of Karel gelijk heeft.

Slide 24 - Open vraag

Door een lampje loopt 0,25A.
Hoe groot is de totale stroomsterkte door deze schakeling?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een aardlekschakelaar en een zekering

Slide 26 - Open vraag

In nieuwe huizen zitten zekeringen van 16A op een groep. Femke zet de volgende apparaten tegelijk aan: 4 gloeilampen (40W per stuk), oven (1,5 kW), frituurpan (900W) en wasmachine 760W). Alle apparaten werken op 230V. Kunnen deze apparaten aan staan en op dezelfde groep zijn aangesloten?
LAAT DIT MET EEN BEREKENING ZIEN! ALLEEN JA OF NEE IS FOUT

Slide 27 - Open vraag