16-2

schrijfopdracht 
Ik oefen de spellingsregels die horen bij het schrijven van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
16-2
Maak: Hoofdstuk 3 Taalverzorging Spelling - Persoonsvorm tegenwoordige tijd : opdracht 1,2,3
hoe ging het?
Maak: Hoofdstuk 3 Taalverzorging Spelling - Persoonsvorm tegenwoordige tijd : opdracht 1,2,3
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

schrijfopdracht 
Ik oefen de spellingsregels die horen bij het schrijven van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
16-2
Maak: Hoofdstuk 3 Taalverzorging Spelling - Persoonsvorm tegenwoordige tijd : opdracht 1,2,3
hoe ging het?
Maak: Hoofdstuk 3 Taalverzorging Spelling - Persoonsvorm tegenwoordige tijd : opdracht 1,2,3

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht 
Speel met een klasgenoot het verkleinwoordjesquizje. De een stelt vragen, de ander gebruikt in het antwoord waar dat kan verkleinwoordjes. Vergeet de geïnterviewde een verkleinwoord, dan is hij af. Wie houdt het één minuut vol?
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm in tegenwoordige tijd
Een van de werkwoorden in een zin is de persoonsvorm. 
De persoonsvorm kan in de tegenwoordige tijd (tt) en in de verleden tijd staan.

We kijken deze les naar de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (tt). 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Zinnen in de tegenwoordige tijd (tt) beschrijven iets wat nu of in de toekomst gebeurt.


Iets gebeurt nu of in de toekomst

Ik werk in de haven.
Jij fietst naar school.
We gooien de bal zo hard mogelijk.
De kleuters luisteren aandachtig naar de juf.

Slide 5 - Tekstslide


Regels voor de tegenwoordige tijd

1. De ik-vorm krijgt nooit een t.
ik werk, ik fiets, ik gooi, ik luister...

2. Een ander (mens, dier of ding) krijgt altijd een t,
behalve als er je of jij achter het werkwoord staat.
werk jij, fiets jij, gooi jij, luister je...

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld bij de regels voor de tegenwoordige tijd
Persoonsvorm enkelvoud 
ik                   werk, fiets, gooi, luister
jij, je, u          werkt, fietst, gooit, luistert
hij, zij, het    werkt, fietst, gooit, luistert

Persoonsvorm meervoud
wij,we           werken, fietsen, gooien, luisteren
jullie              werken, fietsen, gooien, luisteren
zij,ze              werken, fietsen, gooien, luisteren

Let op: werk, fiets, gooi, luister je/jij...

Slide 7 - Tekstslide


Voeg nooit een d toe in de tegenwoordige tijd!! 
 

Slide 8 - Tekstslide

Onthouden

Een werkwoord in de tegenwoordige tijd kan alleen op een d eindigen, als de stam van het werkwoord op een d eindigt.
worden - word, vinden - vind, branden - brand...

Slide 9 - Tekstslide

Kijk maar eens naar het werkwoord worden 
Persoonsvorm enkelvoud 
ik                 word
jij, je, u        wordt
hij, zij, het  wordt

Persoonsvorm meervoud
wij,we         worden
jullie            worden
zij,ze            worden

Let op: word je / word jij...

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt niet altijd horen of je achter een werkwoord een t moet toevoegen.

Als je twijfelt kun je het werkwoord waarvan de stam eindigt op een d vervangen
door bijvoorbeeld lopen of spieken

‘Jij loopt, eindigt op een ‘t’, dus jij wordt eindigt ook op een t.

Slide 11 - Tekstslide

Je ........(worden, tt) helemaal gek van al die domme vragen.
A
word
B
wordt
C
wort
D
worden

Slide 12 - Quizvraag

Ik hoop dat ik ...........
(schitteren, tt) in de volgende wedstrijd.
A
schittert
B
schitteren
C
schitter
D
schiter

Slide 13 - Quizvraag

Die Russische dansers en danseressen ...........
(schitteren, tt) als nooit te voren in dat ballet.
A
Schitteren
B
Schiteren
C
Schitterden
D
Schitterten

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag 
Maak: Hoofdstuk 3 Taalverzorging Spelling - Persoonsvorm tegenwoordige tijd : opdracht 1,2,3

Klaar? --> tekenen/lezen/puzzel 


timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide