Toets 2MC

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 2

Toets Spaans

Onderdeel woordenschat

Onderdeel grammatica

De betekenis van 'martes' is:

1. maandag
2. dinsdag
3. woensdag
4. donderdag

De betekenis van 'jueves' is:

1. woensdag
2. dinsdag
3. donderdag
4. zaterdag

De betekenis van 'domingo' is:

1. zaterdag
2. zondag
3. vrijdag
4. woensdag

De vertaling van 'zomer' is:

1. invierno
2. verano
3. été
4. estate

De vertaling van 'herfst' is:

1. otoño
2. primavera
3. automno
4. automne

De vertaling van 'juni' is:

1. juno
2. junio
3. june
4. juino

De vertaling van 'april' is:

1. aprilo
2. abrilo
3. april
4. abril

De betekenis van 'enero' is:

1. herfst
2. lente
3. januari
4. februari

hij = tú

1. Juist
2. Onjuist

waarom = para qué

1. Juist
2. Onjuist

ik weet het = lo sé

1. Juist
2. Onjuist

maar = cómo

1. Juist
2. Onjuist

ik vind dit niet leuk =
no me gusta esto

1. Juist
2. Onjuist

'Vragen' vertaal je als volgt:

1. Constestar
2. Preguntar
3. Responder
4. Apostar

' 'Aanraken' vertaal je als volgt:

1. Tocar
2. Besar
3. Ganar
4. Beber

' 'Vermoorden' vertaal je als volgt:

1. Dañar
2. Besar
3. Matar
4. Morir

'La hermana' betekent:

'Tot ziens' vertaal je in het
Spaans als volgt:

Geven

Weten 

Denken

Pensar

Hablar

Dar

Saber

Praten

Trabajar = werken
'hij werkt' vertaal je als volgt:

Escribir = schrijven
'jij schrijft' vertaal je als volgt:

Comer = eten
'ik eet' vertaal je als volgt:

Hacer = maken/doen
'ik maak/doe' vertaal je
als volgt:

'Een huis' vertaal je
als volgt in het Spaans:

14

17

12

11

Once

Catorce

Diecisiete

Doce

Quince

Diecinueve

Comer = eten
'ik eet' vertaal je als volgt:

'De ochtend' vertaal je als volgt:

1. La mañana
2. Le mañana
3. El mañana
4. Al mañana

Welk lidwoord is correct?
een huis = '........' casa

1. une
2. un
3. una
4. uno

'ik ga' vertaal je als volgt:

'Carmen gaat' vertaal je
als volgt:

'Juan kan' vertaal je
als volgt:

'Sergio doet veel' vertaal je
als volgt: