begrijpend lezen les 5: Tussenkopjes en verwijswoorden
Begrijpend lezen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Begrijpend lezen
Slide 1 - Tekstslide
Lezen
10 minuten
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Deze les
Opbouw alinea's herhalen.
Leer je wat tussenkopjes zijn.
Leer je wat verwijswoorden zijn
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
timer
1:00
Samenvatting van de tekst in 1 zin.
Een tekst kun je in logische stukken indelen. Een stuk dat bij elkaar hoort, heet een ...
Een beschrijving van 1 woord/ een paar woorden waar de tekst over gaat.
Het onderwerp van een alinea
Overtuigen, amuseren, informeren
globaal, zoekend, precies lezen
Hoofdgedachte
Alinea
Onderwerp
Deelonderwerp
Tekstdoelen
Leesstrategieën
Slide 5 - Sleepvraag
Tussenkopjes
Tussenkopjes lijken op een soort titel
Tussenkopjes worden gebruikt om de tekst te onderbreken en de aandacht van de lezer te trekken.
Tussenkopjes zijn geen hele zinnen, vaak maar één of enkele woorden.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Verwijswoorden
In teksten staan woorden die verwijzen naar andere woorden . Een schrijver gebruikt ze om te voorkomen dat hij dezelfde woorden herhaalt, waardoor een tekst saai wordt.
Verwijswoorden kunnen naar één woord, een groepje woorden of een hele zin verwijzen.
Verwijswoorden verwijzen bijvoorbeeld naar een persoon, een gebeurtenis of naar een plek.
Voorbeelden van verwijswoorden: Ik, jij, hij, zij, jullie, wij, het, mijn, jouw, die, dat, dit, deze, toen, daar en hier.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Verwijswoorden
Michelle heeft gisteravond het werkstuk voor aardrijkskunde gemaakt, zodat ze in het weekend naar het strand kan. ('ze' verwijst naar één woord)
Bij een bekende webwinkel heb ik twee nieuwe spellen gekocht, want diewaren in de aanbieding. ('die' verwijst naar twee nieuwe spellen)
Mijn neef is Nederlands kampioen judo geworden. Dat vind ik een goede prestatie. ('dat' verwijst naar een hele zin)
Slide 10 - Tekstslide
Aan de slag!
Stap 1: pak je boek Op Niveau (1vwo) erbij.
Stap 2: lees tekst 5: 'Ben jij slimmer dan een 5-jarige' op bladzijde 204
Stap 3: maak de opdrachten over verwijswoorden op slide 12 t/m 22.
Stap 4: maak daarna een begin aan het huiswerk
Slide 11 - Tekstslide
1. Waarnaar verwijst 'ze' in regel 8?
Slide 12 - Open vraag
2. Waarnaar verwijst 'die' in regel 11?
Slide 13 - Open vraag
3. Waarnaar verwijst 'ze' in regel 14?
Slide 14 - Open vraag
4. Waarnaar verwijst 'dat' in regel 17?
Slide 15 - Open vraag
5. Waarnaar verwijst 'daar' in regel 18?
Slide 16 - Open vraag
6. Waarnaar verwijst 'hun' in regel 21?
Slide 17 - Open vraag
7. Waarnaar verwijst 'ze' in regel 29?
Slide 18 - Open vraag
8. Waarnaar verwijst 'die' in regel 31?
Slide 19 - Open vraag
9. Waarnaar verwijst 'hun' in regel 34?
Slide 20 - Open vraag
10. Waarnaar verwijst 'Dat' in regel 34?
Slide 21 - Open vraag
Huiswerk
Stap 1: Open het boek Op Niveau (1 vwo).
Stap 2: lees tekst 14 'IJzertijd veranderde pre-Romeinse beschaving' op blz. 155 en 156.
Stap 3: log daarna in op LessonUp en open les 5 begrijpend lezen.
Stap 4: maak de vragen op slide 24 t/m 37.
Slide 22 - Tekstslide
1. Wat is het tekstdoel van tekst 14?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
amuseren
Slide 23 - Quizvraag
2 Wat is de tekstsoort van tekst 14?
A
beschouwing
B
informerende tekst
C
betogende tekst
D
amuserende tekst
Slide 24 - Quizvraag
3. Voor welk soort publiek is tekst 14 geschreven?
A
Breed publiek
B
klein, gespecialiseerd publiek
C
Een persoon, een kleine groep personen
Slide 25 - Quizvraag
4. Hoeveel alinea's heeft tekst 14?
Slide 26 - Open vraag
5. Schrijf de eerste twee en de laatste twee woorden van elke alinea op.
Slide 27 - Open vraag
6. Lees de inleiding. Welke manier gebruikt de schrijver om de aandacht van de lezer te trekken?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Het onderwerp wordt aangekondigd.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.
Slide 28 - Quizvraag
7. Wat is de kernzin van alinea 2?
Slide 29 - Open vraag
8. Wat is de functie van de overige zinnen uit deze alinea? Leg je antwoord kort uit.
Slide 30 - Open vraag
9. Schrijf de kernzin van alinea 3 op.
Slide 31 - Open vraag
10. 'Operaties bestonden er haast niet, op schedelboringen na: Is dit de kernzin van alinea 4? Leg je antwoord uit.
Slide 32 - Open vraag
11. Wat is het deelonderwerp van alinea 5?
Slide 33 - Open vraag
12. Wat is de kernzin van alinea 5?
Slide 34 - Open vraag
13. Bedenk een passend tussenkopje voor alinea 5.
Slide 35 - Open vraag
14. Op welke manier sluit de schrijver de tekst af?
A
Conclusie
B
korte samenvatting
C
Advies
Slide 36 - Quizvraag
15. Wat is de functie van de titel?
A
de lezer nieuwsgierig maken
B
het onderwerp van de tekst aangeven
C
A en B zijn allebei juist
Slide 37 - Quizvraag
Briefje
Lieve topper,
Wat fijn dat jij je huiswerk gemaakt hebt voor Nederlands! Uiteraard ben ik daar erg blij mee. Speciaal voor jou heb ik een nummer geselecteerd waar je zeker even naar moet luisteren: https://open.spotify.com/track/4PTG3Z6ehGkBFwjybzWkR8?si=89c051efff97456c