Onderzoeksvaardigheden

Onderzoeksvaardigheden
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Onderzoeksvaardigheden

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag...
  • kunnen jullie het verschil tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek benoemen;
  • kunnen jullie het verschillen tussen onafhankelijke, afhankelijke en interveniërende variabelen benoemen;
  • kunnen jullie jullie de vijf eisen van goed wetenschappelijk onderzoek benoemen;
  • kunnen jullie het verschillen tussen een causale relatie en een correlatie in eigen woorden uitleggen;
  • kunnen jullie toepassen hoe je een variabele kunt operationaliseren in een indicator;
  • kunnen jullie zelf een onderzoeksvraag en een hypothese formuleren. 

Slide 2 - Tekstslide

Soorten onderzoek 

  • Kwalitatief (kwaliteit): achterliggende beweegredenen = diepteonderzoek
  • Kwantitatief (kwantiteit): cijfermatige resultaten = breedteonderzoek

Slide 3 - Tekstslide

Verbinding is het sleutelwoord in de data van Gesprek met de Stad, een project waarin de gemeente op zoek ging naar vergezichten op Rotterdam van 2037. Tussen januari en april 2017 sprak de Veldacademie daarom met 9.000 Rotterdammers. Uit de gegevens blijkt dat een meerderheid diversiteit als een groot goed ziet en het waardeert als wezenlijk kenmerk van de stad. 'Als je niets hebt met diversiteit, dan ben je geen echte Rotterdammer', luidt een quote in het analyserappoort, 'dat moet maar eens gezegd worden'.
Wat voor soort onderzoek is gedaan door de Veldacademie?
A
Kwalitatief onderzoek
B
Kwantitatief onderzoek

Slide 4 - Quizvraag

Onderzoeksvraag & Hypothese

Slide 5 - Tekstslide

Een onderzoeksvraag is...

Slide 6 - Open vraag

Een hypothese is...

Slide 7 - Open vraag

Variabelen
Afhankelijke, onafhankelijke variabelen & interveniërende variabelen 

Slide 8 - Tekstslide

De hoeveelheid straatafval wordt beïnvloed door de hoeveelheid graffiti op de muren. 

Slide 9 - Tekstslide

Operationaliseren
Indicatoren opstellen

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht: Bedenk indicatoren bij de volgende onderwerpen
  1. Gezondheid
  2. Zelfbeeld
  3. Relatie ouder-kind
  4. Groepsvorming

Slide 11 - Tekstslide

Eisen aan goed wetenschappelijk onderzoek:
  1. Betrouwbaarheid
  2. Validiteit
  3. Representativiteit
  4. Transparantie
  5. Generaliseerbaarheid

Slide 12 - Tekstslide

Betrouwbaarheid in een onderzoek betekent...
A
Het onderzoek is helder over de manier van onderzoek doen, verzamelde gegevens en analyse.
B
In het onderzoek wordt gemeten met helder omschreven standaarden.
C
Herhaling van het onderzoek levert dezelfde resultaten op.
D
Een dwarsdoorsnede van de totale onderzoekspopulatie wordt onderzocht.

Slide 13 - Quizvraag

Validiteit in een onderzoek betekent...
A
Een dwarsdoorsnede van de totale onderzoekspopulatie wordt onderzocht.
B
Herhaling van het onderzoek levert dezelfde resultaten op.
C
Het onderzoek is helder over de manier van onderzoek doen, verzamelde gegevens en analyse.
D
In het onderzoek wordt gemeten met helder omschreven standaarden.

Slide 14 - Quizvraag

Representativiteit in een onderzoek betekent...
A
In het onderzoek wordt gemeten met helder omschreven standaarden.
B
Herhaling van het onderzoek levert dezelfde resultaten op.
C
Een dwarsdoorsnede van de totale onderzoekspopulatie wordt onderzocht.
D
Het onderzoek is helder over de manier van onderzoek doen, verzamelde gegevens en analyse

Slide 15 - Quizvraag

Onderzoeksmethoden
  • Enquête
  • Interview
  • Observatie
  • Experiment
  • Literatuuronderzoek 
  • Welke methode past het best bij kwantitatief/kwalitatief onderzoek?

Slide 16 - Tekstslide

Tenslotte, wat is het verschil tussen een correlatie en een causaliteit tussen twee zaken?

Slide 17 - Open vraag

Causaliteit vs. correlatie
  • Bij causaliteit of een causale relatie is er een oorzakelijk verband tussen twee variabelen;
  • Bij een correlatie is er een samenhang tussen twee variabelen;
  • Sociale verschijnselen zijn heel vaak multicausaal. 

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer je een onafhankelijke en een afhankelijke variabele hebt, is er sprake van...
A
Correlatie
B
Causaliteit

Slide 19 - Quizvraag